Deel dit artikel
-

Het internet der dingen: 35 miljard pratende apparaten

Ook apparaten gaan straks communiceren op internet. Met elkaar en met hun gebruikers. De toekomst is aan het Internet der Dingen. Liefst zonder verstikkende regelgeving.

In de noordelijke provincies staan, zomaar midden tussen de grazende schapen, duizenden piramides van pvc-buizen. Samen met antennes in andere landen vormen ze ’s werelds grootste radiotelescoop Low Frequency Array (LOFAR): de ‘ogen van de aarde’. Letterlijk, want sensoren aan de buizen houden tevens gewassen in de gaten en verrichten metingen. Computers verzamelen de gegevens van honderden veldstations. Zo ontstaat nieuwe kennis over bodemdaling, watermanagement en gaswinning.

Een mooi voorbeeld van het internet der dingen, of internet of things, vindt John Post,chief technology officer van IBM. In de toekomst krijgt elk apparaat of object een IP-adres: van de wasmachine tot de lamp in het plafond. Al deze genetwerkte objecten vormen een wereldomspannend zenuwcentrum, waarmee een slimme samenleving moet ontstaan. Een Smarter Planet, zoals IBM het formuleert. Straks zullen yoghurtpotjes de temperatuur kunnen registreren in de hele aanvoerketen, of bij twee verschillende voorgeschreven medicijnen patiënten kunnen waarschuwen voor mogelijke incompatibiliteit, simpelweg omdat ze informatie via internet delen.  
Er zijn nu al 35 miljard apparaten aan internet gekoppeld en advieskantoor McKinsey verwacht dat steeds meer voorwerpen met sensoren worden uitgerust waardoor ze onderling, dus zonder tussenkomst van mensen, kunnen communiceren en handelen. Bedrijven kunnen hun producten blijven volgen. Ook zouden producten kunnen worden verkocht als dienst, door geld te vragen voor hun gebruik. Proactief onderhoud is een andere reële toepassing. De wasmachine kan een monteur waarschuwen zodra er een defect wordt geconstateerd.

Eigenlijk is het Internet of things niks nieuws. Twaalf jaar geleden waren er al ondergrondse vuilniscontainers die de ophaaldienst waarschuwden als ze vol zaten. Dat scheelde onnodig rijden. Destijds verliep deze machine tot machine communicatie nog via sms, tegenwoordig gebeurt dat via mobiel internet. Wel reiken de ambities nu verder. Niet ver van de virtuele radiotelescoop in Groningen is een nieuw type smart grid gerealiseerd tussen 25 woningen. De huizen wekken zelf energie op en kunnen afhankelijk van vraag en aanbod energie aan elkaar leveren, of aan andere steden in een veel groter grid. De energievoorziening wordt gedecentraliseerd en daarmee flexibeler en efficiënter. Ook elders wordt al in het groot gedacht. De gemeente Rotterdam en IBM hebben samen een systeem ontwikkeld om real-time meetgegevens over klimaatverandering en energiebeheer in de stad op de voet te kunnen volgen. Rotterdam hoopt daarmee de eerste Smart Delta City te worden. ‘Vraag een burgemeester wat hij precies weet over zijn stad,’ zegt John Post. ‘Een overzicht heeft hij zelden; binnenkort is een holistische aanpak mogelijk.’

Aan mooie plannen geen gebrek. HP wil alle sensoren in de wereld koppelen aan het Central Nervous System for the Earth (CeNSE). FedEx wil met sensoren pakketjes kunnen volgen, die kunnen vertellen of ze zijn opengemaakt. Maar ook de werkelijkheid biedt al talloze voorbeelden. In Japan worden koeien via rfid-labels en IP-adressen gevolgd. Het huis van een IBM-medewerker op het eiland Wright twittert om de zoveel minuten zijn status. Zelfs een muizenval is online. Experimentele koelkasten kunnen zelf boodschappen bestellen en Japanse toiletten zijn al in staat om tijdens de stoelgang een medische check-up te verrichten. Of het allemaal even relevant is moet de toekomst uitwijzen. Of zoals een Australische columnist al eens ironisch opmerkte: ‘Zou je je afgewezen voelen als je koelkast je geen mails meer stuurt en word je vrienden met je toilet op Facebook?’

De Europese Commissie neemt het internet der dingen in elk geval heel serieus. Die heeft vorig jaar een reeks maatregelen aangekondigd die ervoor moeten zorgen dat Europa een leidende rol kan spelen bij de ontwikkeling van deze nieuwe netwerken van onderling gekoppelde objecten. Bijvoorbeeld op het gebied van standaardisering en financiering van onderzoek.

Al baart dat sommigen ook zorgen. Rob van Kranenburg, ooit verbonden aan Waag Society, en initiatiefnemer van ’s werelds eerste IoT denktank Council, is bang voor verstikkende regelgeving. Als je wilt dat objecten informatie met elkaar willen delen moet je juist niet te veel regels opleggen, vindt hij. Hij verwijst naar de Digitale Stad, dat in de begintijd van het internet door hackers en krakers werd opgezet. Als bedrijven aan de wieg van internet hadden gestaan, dan betaalden we nu voor elke e-mail en zou elke zoekopdracht gesponsord zijn. Van Kranenburg zou bijvoorbeeld graag zien dat de ruwe data van apparaten aan alle programmeurs en ontwikkelaars ter beschikking wordt gesteld zodat applicaties kunnen worden ontwikkeld en nieuwe bedrijfjes kunnen ontstaan. Hij ziet nu al voorzichtig de eerste spelers aan de horizon verschijnen, zoals het Amerikaanse geo-locatie netwerk Foursquare, dat niet alleen gebruikers, maar ook apparaten aan elkaar kan koppelen. Of Arrayent, die koppelingen tussen objecten en smartphones tot stand brengt: De Cisco van de kleine dingen worden ze al genoemd.

De impact van deze explosie van informatie is nog nauwelijks te overzien, zo moet Van Kranenburg onmiddellijk toegeven. Als alles een nummer heeft en op afstand kan worden uitgelezen en bestuurd, wordt de fysieke wereld beter controleerbaar. Dat kan een onleefbaar panopticum opleveren waarin elke overtreding wordt bestraft en verrekend, maar ook een veilige wereld waarin ouderen zonder vrees over straat durven te gaan, wetend dat de prullenbak, de rollator en het stoplicht hen in geval van nood automatisch naar huis zullen loodsen. De burger en niet het systeem moet aan het roer staan en met alle informatie om eigen keuzes te kunnen maken.

Beter is het om de consument zelf te laten controleren wie wanneer op welke plaats bijvoorbeeld met een rfid-chip mag communiceren, vindt Jaap-Henk Hoepman, senior onderzoeker security en cryptografie bij TNO Informatie- en Communicatietechnologie. Sommige informatie is zichtbaar voor iedereen; andere informatie is alleen zichtbaar voor vrienden. Ook John Post van IBM vindt dat technische innovaties te vaak worden gefrustreerd door te nadrukkelijke discussies over privacy. ‘Natuurlijk vind ik privacy belangrijk. Maar laten we dat debat generiek houden, anders komen we nooit vooruit. Als we het elektronisch patiëntendossier eerder hadden ingevoerd had je enkele duizenden levens per jaar kunnen redden. Laten we het internet der dingen nu echt een kans geven.’

Deel dit bericht

1 Reactie

Wim

Beste mensen, neem het toch allemaal zelf in de hand. Ik heb voor mijn hele gezin een LifeSafe aangeschaft via lifesafe.eu.Eerst overal mijn medische gegevens aangevraagd en opgestuurd naar mijnmedischdossier.eu. Ze hebben alles prima gedigitaliseerd en op de kleinste usb stick ter wereld gezet en verpakt in een mooi zilver sieraad. Ik draag het om mijn pols en mijn vrouw en dochter als hanger om hun nek. Hulpverleners zien gelijk waar het omgaat door het esculaap wat erop staat en aan de achterkant staat ook nog eens "medical data inside". Je kan het in diverse uitvoeringen krijgen en het mooie is: het werkt ook nog eens in het buitenland.Bedrijf werkt conform de regels van het CBP en de Europese privacy wetgeving en ik ontving bij de retourzending van mijn volledige medisch dossier en de EPD-datastick een ondertekende verklaring dat er niets is opgeslagen op hun computers en op geen enkele manier iets voor derden in te zien is. Zag trouwens net op hun website onder het kopje nieuws dat het eerste leven al gered is door dit dingetje.

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond