Deel dit artikel
-

eDay 2019: ‘Eén miljoen berichten per dag is het minimum’

De Nederlandse ‘new space’-start-up Hiber is sinds kort live met een tweetal satellieten die uiteenlopende apparaten met het internet verbinden. Onder meer voor het bestrijden van klimaatverandering, het effectiever laten groeien van gewassen en het volgen van vee. “Nederland loopt hiermee wereldwijd voorop”, aldus medeoprichter Coen Janssen.

Het Internet of Things is niet geheel nieuw meer, maar nog altijd grotendeels aangewezen op de bestaande telecominfrastructuur. Daarbij speelt mee dat nog geen tien procent van de wereld is voorzien van mobiele communicatie. En we in Nederland weliswaar een goede dekking hebben, maar het gros van de landen op de wereld die nog ontbeert. Dat maakt het aanbieden van IoT in bijvoorbeeld afgelegen gebieden lastig.

De berichtenservice van Hiber functioneert binnen dit speelveld als een soort WhatsApp. Metingen van sensoren worden met behulp van kleine satellieten van de ene locatie naar de andere gestuurd. Databundels zijn al verkrijgbaar vanaf een paar euro per maand per sensor. Kosten kunnen worden bespaard door sensoren gegevens te laten verzamelen en deze eens in de zoveel tijd via een antenne ter grootte van een vuist of stoeptegel naar de satelliet te sturen.

Plus: bestaande satellieten werken op frequenties die veel te veel energie zouden vergen van antennes. Zo niet het Low Power Global Area Network (LPGAN), ook wel Hiberband genoemd, van Hiber.

Serviceniveau
Hiber bouwt zelf geen satellieten. Ze worden voor een paar ton per stuk besteld bij het Delftse Innovative Solutions In Space. Dat is geen exclusieve overeenkomst, legt Janssen uit, want dan zou de leverancier geen fatsoenlijke omzet hebben. “Onze expertise is de software die we zelf ontwikkelen.”

Hiber ontstond in 2016 dankzij de verkoop van start-up Treatwell, waarmee Hiber-medeoprichters Erik Wienk, Maarten Engelen en Laurens Groenendijk voorheen actief waren, aan het beursgenoteerde Japanse Recruit Holdings. In totaal is zo’n vijftien miljoen euro in het bedrijf gestoken. Daarbovenop kwam nog een innovatiekrediet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van 1,8 miljoen euro. Waarmee de eerste twee satellieten die de afgelopen maanden zijn getest, gelanceerd konden worden. De twee volgende satellieten zijn in ontwikkeling en worden volgend jaar in gebruik genomen. Voor het volgende serviceniveau, wereldwijd eens per uur gegevens uitlezen, overweegt Hiber veertien nanosatellieten in te zetten.

Weinig concurrentie
De start-up wil zijn satellieten elke drie jaar vervangen, want de technologie staat niet stil. De afgedankte satellieten worden in de atmosfeer verbrand. Janssen: “We willen geen ruimteschroot achterlaten.”

Met een levensduur van drie jaar moeten de satellieten wel minstens één miljoen berichten per dag verzenden. Volume is dus belangrijk. Hiber heeft dan ook het liefst klanten met zeer veel sensoren.

Tot de eerste vijfentwintig klanten behoren onder meer Boskalis, de Amerikaanse watermanager OneRain en het Franse communicatiebedrijf Marlink. Een Franse verzekeraar gebruikt de satellieten om een biomassacentrale te monitoren en brandgevaar te minimaliseren.

Vooralsnog is er weinig concurrentie, hoewel er ontwikkelingen zijn bij meerdere partijen. Dat Nederland hierin vooroploopt, verbaast Janssen niet: “We zijn het land waar wifi en bluetooth zijn uitgevonden en satellietkennis vind je in Delft en bij de European Space Agency in Noordwijk.”

* Dit artikel verscheen eerder in het oktobernummer van Emerce magazine (#173).

Foto: Vincent Boon (in opdracht  van Emerce)

Deel dit bericht

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond