-

De juridische aspecten van 3D-printen

De opkomst van 3D-printers wordt al langer voorspeld. Het gaat bij 3D-printen om printers die na een ontwerp te hebben geüpload, driedimensionale producten kunnen maken. De mogelijkheden van 3D-printen lijken eindeloos voor productvormgeving, van gebruiksvoorwerpen en huishoudelijke apparaten tot op maat gemaakte merkkleding. Toepassingen in de gezondheidszorg zijn al gevonden en futurologen voorspellen ook de opkomst van foodprinting. Deze ontwikkelingen roepen de vraag op welke juridische aspecten er kleven aan 3D-printen. In deze bijdrage wordt met name ingegaan op aspecten van intellectueel eigendom, in het bijzonder het auteursrecht, merkenrecht, modellenrecht en bescherming van productvormgeving, in relatie tot het 3D-printen van producten.

3D-printen
Een 3D-printer is een apparaat dat op basis van digitale tekeningen de 3D-printer instrueert om driedimensionale objecten te produceren. Met een 3D-printer kan men bepalen hoe elk laagje eruit ziet en welk materiaal moet worden gebruikt. Het object wordt in opeenvolgende laagjes opgebouwd, waardoor zeer veel verschillende vormen kunnen worden bereikt. De gebruikte stof kan bestaan uit poeders die via verbindingen een vaste vorm aannemen, het opspuiten van gesmolten polymeren, vloeistof of gel of metaal(-poeder).

3D-printen wordt potentieel in veel branches toegepast zoals agro & food, automotive en consumer products. Denk echter ook aan productontwerp, productvormgeving voor huishoudelijke producten, speelgoed en meubels. In de maakindustrie, voor het gebruik van prototyping, designs, (reserve)onderdelen en bedrijven die werken op basis van (schaal)modellen, wordt al met 3D-printers gewerkt. Ook veel medische toepassingen (tandheelkunde en weefsel) zijn al uitvoerbaar. Dit geldt tevens voor de creatieve sectoren zoals mode, fashion, kunst, film, en games en de architectuur.

Consumenten en bedrijven met een eigen 3D-printer hoeven voor toepassingen slechts te beschikken over de benodigde materialen van het gewenste product en over het ontwerp. Het product zelf wordt door de 3D-printer gemaakt. Tegenwoordig kost een (eenvoudige) 3D-printer en -scanner in de VS ongeveer 500 dollar. In Europa zijn 3D-printers te koop onder de 1000 euro.

Juridische aspecten van 3D-printen
Gebruikers van 3D-printers, zowel consumenten als bedrijven, kunnen na de aanschaf van een product deze scannen en kopiëren. Het opgeslagen ontwerp wordt verder bewerkt en de productvormgeving zelf geproduceerd. Bovendien kunnen ontwerpen en geprinte producten via bijvoorbeeld internet verder worden verspreid.

Het scannen van fysieke producten, het ontwerpen en printen van 3D-producten en de verspreiding van 3D-modellen (op basis van bestaande voorwerpen) raakt met name intellectuele eigendomsrechten op productvormgeving. Deze rechten bestaan uit het auteursrecht, merkenrecht en modellenrecht. 3D-printen kan ook leiden tot ongeoorloofde slaafse nabootsing van producten.

Auteursrecht
Het maken of bewerken van een 3D-model op basis van een bestaand model of ontwerp, is in beginsel voorbehouden aan de auteursrechthebbende op dat model of ontwerp. Auteursrechtelijk gezien is het maken van een 3D-print op basis van een auteursrechtelijk beschermd werk, bijvoorbeeld speelgoed (action figures), als een verveelvoudiging (artikel 13 Auteurswet) aan te merken. Het aanbieden of verspreiden van zo’n model is een openbaarmaking (artikel 12 Auteurswet), of het nu gaat om een fysiek geprint product, of het aanbieden van een 3D-scan of bestand online via websites.

Er zijn uitzonderingen op het auteursrecht in de Auteurswet te vinden, zoals de thuiskopie-exceptie. Het is op dit moment nog niet duidelijk of dergelijke uitzonderingen tegen de auteursrechthebbende kunnen worden ingeroepen, onder welke voorwaarden en door wie. Denk hierbij ook aan het maken van een 3D-print op basis van een scan voor producten voor eigen gebruik. Het op grote schaal kopiëren van voorwerpen via 3D-printers voor industrieel gebruik en het aanbieden daarvan met winstoogmerk valt minder snel als uitzondering aan te merken. Overigens zijn ook auteursrechtelijke heffingen op 3D-printers niet uitgesloten.

Uit de VS is inmiddels een auteursrechtelijke claim bekend ten aanzien van een model Warhammer-spelfiguur. Dat model werd online als download aangeboden op een website, maar werd na een ‘DCMA (Digital Millennium Copyright Actnotice-and-takedown’ verzoek door de rechthebbende van internet gehaald.

Merkenrecht
Op het 3D-scannen en -printen van merkproducten zoals merkkleding is het merkenrecht van toepassing. Het gaat bij het merkenrecht om het gebruik van onderscheidingstekens (merk en merkfunctie). Merken worden beschermd op grond van het ‘Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom’ (BVIE) en de ‘GemeenschapsMerkenVerordening’ (GemMevo).

Indien een merk is ingeschreven, als woord- of beeldmerk maar ook vorm- of kleurenmerk is mogelijk, kan de merkhouder het gebruik ervan in beginsel verbieden. Bij 3D-printen kunnen tekens die gelijk zijn aan of overeenstemmen met het merk, op waren of hun verpakking worden aangebracht. Zoals het 3D-printen van het ‘CocaCola’ flesje. In dat geval is er sprake van merkgebruik. Zulk merkgebruik kan worden verboden indien:

  • door het gebruik van de 3D-print verwarringsgevaar bij het publiek ontstaat
  • door het gebruik van een (bekend) merk op een 3D-print zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het (bekende) merk (artikel 2.20 BVIE en artikel 9 GemMeVo).

Voor inbreukmakend merkgebruik geldt in beginsel de eis dat er sprake is van gebruik in het economisch verkeer. Onder omstandigheden kan echter ook ander gebruik worden verboden. Van gebruik in het economisch verkeer is in het bijzonder sprake als daarmee een commercieel doel wordt nagestreefd dat niet in de particuliere sfeer plaatsvindt. Verkoop van gemerkte producten zonder toestemming van de merkhouder is in beginsel verboden.

Modellenrecht
Ook het modellenrecht speelt bij 3D-printen een rol. De bescherming van modellen vindt plaats via het ‘BVIE’ en de ‘GemeenschapsModellenVerordening’ (GemModVo).
Als model wordt het uiterlijk van een voortbrengsel of een deel ervan aangemerkt. Modellen verdienen bescherming mits zij nieuw zijn en een eigen karakter hebben. Modelrechthebbenden kunnen zich verzetten tegen het gebruik van een voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het is toegepast, en dat hetzelfde uiterlijk vertoont als het (geregistreerde) model dan wel geen andere algemene indruk wekt (artikel 3.16 BVIE en artikel 10 GemModVo). Bij het 3D-scannen en vervolgens -printen en gebruiken van modellen, zeker met commercieel of industrieel oogmerk, zal daar al snel sprake van zijn.

Er is ook bescherming van ongeregistreerde modellen. Indien het gaat om het namaken van het beschermde model via een 3D-print kan dat door de houder van worden verboden.

Het modellenrecht maakt een uitzondering voor onder meer handelingen in de particuliere sfeer en niet-commerciële doeleinden alsmede voor experimentele doeleinden (artikel 3.19 BVIE en artikel 20 GemModVo). Het voor eigen gebruik 3D-printen van bijvoorbeeld een modelrechtelijk beschermd meubel, zoals een Rietveld stoel, is dus toegestaan. Wordt diezelfde 3D-print vervolgens verkocht dan gaat deze uitzondering niet op.

Slaafse nabootsing
Ten slotte is vormgeving van producten op basis van de in Nederland geldende leer van de onrechtmatige daad ook beschermd tegen slaafse nabootsing of navolging. Indien door het gebruik van bepaalde 3D-geprinte producten verwarringsgevaar ontstaat bij het relevante publiek, kan dat product worden verboden op grond van artikel 6:162 BW. Ook al is er hierbij vanuit het oogpunt van deugdelijkheid en bruikbaarheid geen bepaalde noodzaak om vormgevingselementen uit het originele product over te nemen. Het gaat dus om verwarring die ontstaat door de gelijkenis van de 3D-print met het originele product. Dat product moet wel een eigen plaats in de markt of onderscheidend vermogen hebben. Het klakkeloos 3D-naprinten van zich op de markt onderscheidende producten en die vervolgens op commerciële wijze aanbieden wordt op die grond in Nederland verboden.

Conclusies
Bij gebrek aan specifieke wetgeving op het vlak van 3D-printen, zullen rechthebbenden met name op de bestaande Auteurswet, merken- en modellenregelingen en het onrechtmatige daadartikel, een beroep doen om zich te beschermen tegen via 3D-printers industrieel geproduceerde namaak die commercieel verkocht wordt. De meeste regelingen eisen dat er sprake is van commercieel, beroeps- of bedrijfsmatig handelen van imitaties of namaak. Particulieren lijken in veel gevallen vrijuit te gaan.

Om hun intellectuele eigendomsrechten te beschermen, moeten rechthebbenden zich richten op bedrijven en instellingen die daadwerkelijk het 3D-printen uitvoeren en/of gebruik maken van 3D-scans, 3D-ontwerpen en CAD-bestanden. Houders van intellectuele eigendomsrechten zullen zich ook richten op (aanbieders op) websites waarop 3D-scans en ontwerpbestanden van producten en/of 3D-prints zelf ter verkoop worden aangeboden.

*) Dit artikel staat tevens gepubliceerd op de website van Dirkzwager.

Deel dit bericht

1 Reactie

Erwin van der Linde

Grappig dat in een wereld waar de woorden open, samen en delen een steeds voornamere rol spelen, het huidge model heeft immers gefaald, men krampachtig vasthoud aan het oude economisch denken. Tegen de tijd dat de oude generatie doorheeft dat de strijd gestreden en verloren is, heeft een nieuwe generatie de touwtjes als collectief in handen. Ik kan niet wachten!

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond