Deel dit artikel
-

Achtergrond: hoe frontrunners als Bellingcat en ProPublica de media van onderaf veranderen

Met onthullende nieuwsverhalen en doorbraken in cold cases wordt de impact van online onderzoek in openbare databronnen steeds duidelijker zichtbaar. En ook buiten de mediawereld groeit de interesse in slimme methoden om de wereld anders te bekijken. Gewoon via een beeldscherm. Hoe ontwikkelt de voorhoede in deze jonge business zich?

Feiten over het neerhalen van MH17 boven de Oekraïne, het gebruik van chemische wapens door het Syrische leger en de ontmaskering van twee officieren van de Russische militaire inlichtingendienst die een mislukte coup in Montenegro leidden. Het is een kleine greep aan onthullingen die Bellingcat sinds zijn start zo’n vijf jaar geleden heeft gedaan op basis van online onderzoek via openbare bronnen. Speurwerk dat zeeën aan tijd en geduld kost, maar samengevat, zoals ex-Bellingcat-lid Henk van Ess deed tijdens eDay dit jaar, wegluistert als een jongensboek. Van Ess sprak over de ‘jacht’ op de Iraanse Shahin Gheiybe, een van meest gezochte criminelen. Zijn relaas voerde de luisteraar langs verschillende plekken op de wereld, maar belangrijker nog, langs platformen als Instagram, Twitter, Google Earth, Yandex en beeldherkenning-apps en kentekendatabases.

Met een cruciale rol voor de community die Bellingcat om zich heen heeft verzameld. Door beelden en andere informatie via Twitter te verspreiden, kwamen de onderzoekers met vereende kracht steeds dichter bij de verblijfplaats van Gheiybe. Opmerkelijk genoeg grotendeels geholpen door informatie die hij zelf verstrekte op bijvoorbeeld Instagram. Zo kwamen de speurders via een filmpje met een huurauto dichter in de buurt. En leverde een video van het huis waar hij destijds verbleef een adres op, doordat leden van de online gemeenschap onder andere de planten in de tuin, de afvalcontainer bij het huis en de pilaren van de woning herkenden. Waarna de Iraniër wonderwel zelf via Twitter bevestigde dat ze het bij het juiste eind hadden. Helaas was er echter geen uitleveringsovereenkomst met Iran.

Het toont in eider geval de kracht van Bellingcats netwerk, waarbij de leden informatie met elkaar delen en elkaar verder helpen in het onderzoek. Ieder vanuit zijn eigen specialisatie of gewoonweg oplettendheid.

Bewijsvoering
Momenteel maakt Bellingcat een professionaliseringsslag door. Na een start-upperiode van samenwerken met freelancers zijn er nu zo’n twintig fulltime medewerkers in dienst en is er onlangs een business director aangesteld. Daarbij nog steeds geholpen door de groeiende community.

Ook is er een kantoor gesticht in Den Haag, de stad van het internationaal recht. “Ik wilde altijd al een centraal kantoor openen. We krijgen veel interesse vanuit Nederland en werken met veel partijen in Den Haag samen”, aldus Eliot Higgins, die Bellingcat in 2014 als blogger oprichtte. Het zorgt er tegelijkertijd voor dat zijn organisatie dichter bij universiteiten zit, die groeiende belangstelling hebben voor de grass roots traingingsprogramma’s die Bellincat ontwikkelt.

Het zijn stappen die verdere groei moeten faciliteren. Mede geholpen door de recent behaalde ANBI-status (een algemeen nut beogende instelling), waardoor de organisatie eenvoudiger schenkingen kan aannemen. Behalve daarvan, worden de bezigheden voor een groot deel bekostigd door inkomsten uit de workshops die verspreid over de wereld worden gegeven. Aangevuld met subsidies. Het fundament is het promoten van open source online onderzoek, vat Higgins samen. “Dat doen we dus op verschillende manieren.”

Ook buiten de organisatie krijgt online onderzoek een steeds formeler karakter. Enige jaren geleden heeft het Internationaal Strafhof voor het eerst een aanhoudingsbevel uitgevaardigd uitsluitend op basis van videobewijs van sociale media. En momenteel bekijkt de Britse regering of onderzoeken in Bellingcat-stijl als officieel bewijs kunnen dienen in rechtszaken. Higgins: “Het is een geheel nieuw werkveld en wij zijn het voorbeeld.” Wat volgens hem ook verklaart dat organen als de Verenigde Naties en rechtbanken de ontwikkelingen met grote interesse volgen.

Laagdrempelig
Ondertussen zetten sociale media – onder maatschappelijke druk – hun platformen steeds verder op slot. En moeten de online speurders constant nieuwe oplossingen vinden om aan informatie te komen. Zoals bij het recent gestopte Graph Search, waarmee veel nauwkeurig en met uitgebreidere resultaten dan via de reguliere zoekfunctie door publieke data van Facebook gezocht kon worden. Denk aan zoeken op keywords in een specifieke periode.

In de open source intelligence-gemeenschap (OSINT) zijn verschillende tools gebouwd om het zoekproces te vergemakkelijken. Van Ess stelde bijvoorbeeld hulpmiddelen beschikbaar om middels een trefwoord berichten van een specifiek moment te vinden. En een tool om alle foto’s waarop iemand gereageerd heeft te vinden, was via een ander communitylid beschikbaar. Workarounds om Graph toch volledig te kunnen gebruiken, werden binnen korte tijd gedwarsboomd. Waardoor een dienst als StalkScan, dat het eenvoudiger maakte om ‘verborgen’ publieke Facebook-data naar boven te krijgen, niet meer werkt – afgezien van het doorzoeken van je eigen profiel. “Zoals gewoonlijk deden ze (Facebook, red.) dit zonder enige communicatie of dialoog met activisten en journalisten die het voor legitieme doeleinden gebruikten”, reageren de initiatiefnemers via hun website.

Bellingcat heeft wel contact met medewerkers van de socialmediabedrijven, zegt Higgins, echter niet over voorgenoemde ontwikkelingen. Maar bijvoorbeeld wel om informatie te delen die kan leiden tot het ontmantelen van radicale netwerken. Het is een bijzondere en paradoxale relatie. Zowel de social mediabedrijven als Bellingcat zien ze de gevaren van open informatie en willen zorgen voor een betere wereld, maar hebben ook hun eigen visie en belangen. Dat er achterdeuren open staan waar mensen zich wellicht niet van bewust zijn, is voor Bellingcat juist waardevol, erkent Higgins. “Als je het maar voor ‘het grotere goed’ gebruikt. Ik hoop dat er steeds meer partnerschap komt.”

In lijn met de missie om open source online onderzoek te promoten, is Bellingcats toolset vrij toegankelijk en zeer uitgebreid. De verzameling middelen die het bevat, maken het bijvoorbeeld mogelijk om satellietbeelden te bestuderen, vluchten te volgen, YouTube-video’s te analyseren en online databases door de ploegen. Higgins wijst onder andere op een set tools die reverse image searching mogelijk maakt. Onder andere via het Russische social platform VK, na Facebook het grootste social medium in Europa. Dat platform werkt met openbeeld-URL’s, waardoor het relatief eenvoudig is om er gezichtsherkenning op toe te passen. En daarmee een extreem belangrijke tool is, aldus Higgins. “Zeker voor onderzoeken in Rusland en de Oekraïne.”

Om het gebruik van de tools laagdrempeliger te maken, zullen ze in artikelen getagd worden, zodat duidelijk is wat voor welke doeleinden wordt gebruikt. “Dat doen we ook voor universiteiten, zodat studenten hun eigen tools kunnen ontwikkelen, die wij weer onder de aandacht brengen bij anderen.”

Documenting hate
De grootste verandering over de afgelopen jaren is dan ook dat er meer met andere partijen wordt samengewerkt. Zoals met media als The New York Times en het Russische The Insider, waarmee de ‘Montenegro two’ werden ontmaskerd. “Daarmee combineren we online research met boots on the ground.”

Tegenwoordig wordt er vooral ook gezocht naar onderwerpen die helpen om de gehele missie verder te brengen. Zoals bij onderzoek in Jemen, dat volgens Higgins niet alleen gaat om de uitdagingen daar, maar ook om tools en technieken te ontwikkelen die helpen de community verder vooruit te brengen. “Het dient altijd meerdere doelen.”

Met de vele en omvangrijke datasets die beschikbaar zijn en de samenwerking die ervoor nodig is om er nuttige inzichten uit te halen, groeit ook de behoefte aan slimme samenwerkingsmiddelen. Om een beeld te geven: het lek dat leidde tot de Panama Papers bevatte ruim 11,5 miljoen bestanden en bracht bij de start al zo’n kleine vierhonderd journalisten samen, met ruim 4.700 artikelen als gevolg. Dit soort omvang is voor de onafhankelijke, non-profit newsroom ProPublica reden om zijn model voor samenwerking tussen journalisten en redacties door te ontwikkelen en sinds kort publiekelijk beschikbaar te stellen. Collaborate, zoals de open-source tool heet die met behulp van een Google News Initiative-toelage is verfijnd, maakt het mogelijk om met meerdere journalisten in datasets te werken, zodat zij elkaar helpen de data te verifiëren en te duiden, terwijl ze er allen hun eigen invalshoeken uit halen. Want grote datasets bevatten vaak aanleidingen voor meer verhalen dan één verslaggever kan verwerken, zo is de gedachte. Nadat gegevens zijn toegevoegd aan Collaborate, kunnen gebruikers datapunten toewijzen aan personen of redacties. Evenals de voortgang bijhouden en notities maken rond elk datapunt. Het moet de impact van de datasets vergroten.

Zelf zette het onderzoekscollectief de toepassing in bij grootschalige datasamenwerkingen als Electionland, een project dat de problemen met het stemmen tijdens de Amerikaanse tussentijdse verkiezingen van 2016 en 2018 realtime volgde. Waarvoor meer dan duizend journalisten en studenten in het hele land werden samengebracht.

Terwijl voor Documenting Hate – een project waarin haatmisdrijven worden gekwantificeerd en gedocumenteerd – meer dan 180 redacties samenwerken, wat al honderden nieuwsverhalen opleverde.

Feesten
De bereidheid binnen onderzoeksjournalistieke organisaties om hun methoden en middelen te delen, lijkt groot. Want ook de Associated Press (AP) heeft een toepassing die tot voor kort alleen intern gebruikt werd gratis beschikbaar gesteld aan derden. De tool is erop gericht dataprojecten te standaardiseren over programmeertalen heen om een bruikbare structuur te vormen voor samenwerking. Zodat journalisten in een gedeelde dataset kunnen werken via verschillende programma’s die hen eigen zijn. AP deelt op deze manier regelmatig datasets met zo’n driehonderd partners via data.world, zodat deze de informatie kunnen gebruiken voor lokale verhalen. Veel van AP’s dataprojecten resulteren namelijk in grote landelijke verhalen en door samenwerking te zoeken met andere partijen wordt de impact vermenigvuldigd, stelt Troy Thibodeaux, AP’s Data Science & News Applications Editor, tegenover het Center for Cooperative Media. Bij het vaststellen van het exacte dodenaantal van Hurricane Maria trokken Puerto Rico’s Center for Investigative Journalism en mediabedrijf Quartz bijvoorbeeld samen op om datavisualisaties te maken. Waarbij AP hielp met het voorbereiden en analyseren van de data. “Vaak is de beste bron voor een verhaal niet een mens, maar een spreadsheet”, aldus Thibodeaux. Plus: de groei in datajournalistiek vindt plaats in een tijd waarin redacties minder (financiële) middelen tot hun beschikking hebben en wel slim moeten samenwerken. Wat data als verbindende factor extra krachtig maakt.

Ook Higgins is erover te spreken dat andere mediaorganisaties opendataonderzoek steeds serieuzer oppakken, mede geholpen door voormalig Bellingcatters. Nederlander Christiaan Triebert sloot zich bijvoorbeeld aan bij het nieuwe Visual Investigations-team van The New York Times. Zo’n team is ook nodig, benadrukt Higgins. “Je kunt het niet elke dag een beetje doen. Het moet fulltime, met meerdere mensen.”

Dat zijn organisatie zelf tussen onder andere media, mensenrechtenorganisaties en overheden in zit, zorgt ervoor dat ze met iedereen samen kunnen werken. En dat maakt de producties die Bellingcat aflevert weer anders. “We volgen cases doorgaans langer dan reguliere media. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn, voegen we die toe.”

Door de toenemende bekendheid en de staat van dienst schuift Bellingcat bij steeds meer partijen aan. Eerder dit jaar vond er bijvoorbeeld een cold case hackathon plaats met de Nederlandse politie. Wat onder andere leidde tot de identificatie van een dode vrouw die bij de Belgische grens gevonden is.

En ook in de commerciële wereld groeit de interesse in de methoden. Zo ziet Higgins professionals uit het bankwezen naar zijn trainingssessies komen om opensourceonderzoek beter in de vingers te krijgen. Met name vanwege de veiligheidskant van de sector.

Opvallend is eveneens een samenwerking met Amerikaanse sport-scouts die op zoek zijn naar aanwijzingen over grote talenten. En zaken willen ontdekken die offline lastig zijn te vinden. Bijvoorbeeld onderzoeken of de spelers niet te veel feesten. “Zij willen vooral de concurrentie voorblijven.”

Kanttekening
Opensourceonderzoek is, zoals de term al zegt, toegankelijk voor iedereen. En dus ook voor kwaadwillende personen en organisaties. Waardoor de onderzoeksmethoden ook aangewend kunnen worden voor bijvoorbeeld propaganda. Een fenomeen dat Bellingcat juist poogt te bestrijden. Tekenend is bijvoorbeeld dat de Russische autoriteiten, die zich in het verleden negatief uitspraken over de betrouwbaarheid van online onderzoek, zich nu ook op dit vlak begeven. Bellingcat-oprichter Eliot Higgins gaf al eens aan geen leden van inlichtingendiensten in zijn klassen te willen hebben en trekt verder de lijn bij eerlijk en goed speurwerk. In zijn presentaties komen dan ook voorbeelden voor van collaboratief onderzoek via Reddit en het alt-rightforum 4chan. Zijn streven blijft om “de goede actoren te leren de slechteriken te vinden en niet af te wachten.”

* Dit artikel verscheen eerder in het decembernummer van Emerce magazine (#175).

Deel dit bericht

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond