Zynga vanmiddag naar de beurs

Spellenbedrijf Zynga, indirect een concurrent van het Nederlandse Spil Games, gaat vanmiddag naar de beurs. De openingskoers is zo hoog mogelijk gekozen: tien dollar per aandeel.

De maker van de populaire Facebookspellen Farmville en Mafia Wars krijgt vanmiddag een beursnotering in New York. Het bedrijf maakt dan een deel van zijn aandelen publiek verhandelbaar. Met de beursgang wordt naar verwachting 1,2 miljard dollar opgehaald.

Begin deze maand werd de bandbreedte voor de prijs per aandeel bepaald op acht tot tien dollar. Het bedrijf denkt nu dat het zich voor tien dollar niet overprijsd, al hebben verscheidene analisten daar hun vraagtekens bij.

De beursgang brengt de waardering van Zynga op zeven miljard dollar.

Het bedrijf was eerder van plan om naar de beurs te gaan, maar zag zich gehinderd door een aantal zaken. Allereerst was het financieel sentiment na de zomer slecht en daarnaast tikte de toezichthouder Zynga op de vingers over de wijze van boekhouding.

Zynga boekte in de eerste negen maanden van dit jaar een omzet van 829 miljoen dollar, bij een bedrijfsresultaat van 234 miljoen dollar en een nettowinst van 31 miljoen dollar. De omzet over heel 2010 kwam uit op 598 miljoen dollar.

Het grootste risico voor het Amerikaanse spellenbedrijf is dat zijn relatie met Facebook verstoord raakt. Zynga zet zijn spellen namelijk grotendeels af via de profielensite. Dat is direct een van de verschillen met Spil Games uit Hilversum.

Het Nederlandse bedrijf ontwikkelt zich autonoom en gebruikt het hele web voor distributie. Daarnaast is Zynga een ontwikkelbedrijf en profileert Spil Games zich als platform voor games van derde ontwikkelaars. Zynga heeft 152 miljoen unieke gebruikers per maand. Spil Games iets minder: 140 miljoen.

De beursganger verdient geld met de verkoop van extra, nieuwe onderdelen in zijn spelletjes. De basisversie is gratis, maar wie meer of sneller wil gamen kan vaardigheden en objecten bijkopen. Daarnaast wordt geld verdiend met het exploiteren van reclameruimte in de games.

Foto: Jeroen Bennink (cc)