Controleren van werknemers: hoe ver mag de baas gaan?

Als een werkgever vermoedt dat een werknemer iets doet wat in strijd is met het bedrijfsbelang, dan heeft hij mogelijkheden om die werknemer te controleren. Maar wat juridisch wel en niet mag, dat is niet helder, constateert juriste Heleen Pool. Zij deed onderzoek naar particuliere recherche door werkgevers en ontwierp een toetsingskader dat meer duidelijkheid biedt. Pool promoveert op 27 januari aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
De Nederlandse wetgeving en rechtspraak over recherchegedrag door werkgevers vormen volgens Pool ‘een lappendeken met her en der gaten’. Er zijn wel regels, er zijn ook juridische uitspraken, maar alles bij elkaar schiet het Nederlands recht tekort en zijn werknemers onvoldoende beschermd tegen schendingen van hun privéleven door hun baas. Maar ook werkgevers weten onvoldoende waar ze aan toe zijn.
Toetsingskader
Cameratoezicht, de e-mail controleren, fouilleren, controleren of een zieke niet stiekem elders werkt, een drugstest – in principe mag het, maar alleen onder voorwaarden. Er moet bijvoorbeeld sprake zijn van een concreet vermoeden van wangedrag, en er moet geen minder ingrijpende manier zijn om wangedrag aan te tonen.
Tot nog toe was er geen duidelijk en volledig ‘toetsingskader’ geformuleerd voor recherchegedrag door werkgevers. Heleen Pool ontwierp zo’n kader, uitgaande van dé belangrijkste juridische bepaling in dezen: artikel 8 uit het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) (zie kader). ‘Dat artikel regelt het recht op privéleven, kort samengevat. Uit dat artikel, en aan de hand van hoe het Europees Hof dat artikel in de jurisprudentie heeft uitgelegd, heb ik criteria afgeleid om vast te stellen of er in een bepaald geval sprake is van een inbreuk in het privéleven van een werknemer en onder welke voorwaarden zo’n inbreuk geoorloofd is.’
Duidelijkheid is beter
Het voordeel van het toetsingskader is dat werkgevers vooraf kunnen vaststellen of er sprake is van een (on)geoorloofde inbreuk. Werknemers kunnen met behulp daarvan ook bekijken wat hun baas wel en niet mag doen.
Bij toetsing achteraf, door de rechter, kan het toetsingskader ook van pas komen. Waarmee Pool niet wil zeggen dat de rechters tot nog toe ongefundeerde beslissingen nemen. ‘Maar in de uitspraken die er liggen, staat zelden expliciet geformuleerd hoe de belangenafweging gemaakt is. Het kan best zijn dat impliciet de toetsingscriteria wel aan de orde gekomen zijn, maar dat wéét je niet. Het is niet duidelijk of het Nederlands recht artikel 8 EVRM correct interpreteert in dit soort kwesties. Of anders gezegd: het is onvoldoende gewaarborgd, dat dat inderdaad juist gebeurt. Door het recherchegedrag van werkgevers transparant en eenduidig te beoordelen, aan de hand van dit toetsingskader, kan de jurisprudentie wel sterk verbeteren. En dat is goed voor werkgevers, werknemers, advocaten, rechters – voor alle partijen, kortom.’
Proefschrift: Particuliere recherche door werkgevers. De beoordeling van recherchegedrag van werkgevers in het Nederlands recht in het licht van artikel 8 EVRM
Promotie: maandag 27 januari 2014, 16.30 uur, Radboud Universiteit Nijmegen
Promotoren: mevr. prof. mr. I.P. Asscher-Vonk, dhr prof. mr. W.H.A.C.M. Bouwens (VU)
Dit artikel is een ingezonden bericht en valt buiten de verantwoordelijkheid van de redactie.