Deel dit artikel
-

Kapitaal

Tachtig procent van het risicodragend vermogen voor startende ondernemingen komt van vrienden en familie

Durfkapitaal

Negen verstrekkers van risicodragend vermogen

1. Vrienden en familie

Tachtig procent van het risicodragend vermogen voor startende ondernemingen komt van vrienden en familie. Veelal worden bedragen tot 50.000 gulden uitgekeerd. De voordelen zijn dat men vrij snel aan geld kan komen en er op voorhand vertrouwen is in de ondernemer. Er is ook een fiscaal voordeel voor particulieren die startende ondernemers kapitaal verschaffen: het bedrag (tenminste vijfduizend gulden) is onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van vermogensbelasting. Deze regeling werd de Tante Agaath-regeling genoemd, maar de naam is inmiddels vervangen door 'beleggen in durfkapitaal'. De regeling is niet van toepassing op echtgenoten, samenwonende partners en personen die gezamenlijk een bedrijf hebben opgezet. Nadeel is dat als de onderneming mislukt, de delicate familieverhoudingen verstoord kunnen raken.

2. Business Angels of privé-investeerders

Business angels zijn investeerders die zo'n dertig procent van hun risicodragend vermogen in startende bedrijven stoppen. De geïnvesteerde bedragen variëren van 68.000 tot 680.000 euro. Veelal gaat het om voormalige ondernemers die behalve geld ook kennis (kunnen) inbrengen. Hoewel ze mede-eigenaar van de onderneming worden, gaan ze vaak niet op de stoel van de ondernemer zitten. Privé-investeerders zijn vaak te porren voor innovatieve projecten die formele investeerders te riskant vinden. Belangrijk is het persoonlijke contact tussen de ondernemer en de business angel. De NeBIB raadt ondernemers aan om financiers die op voorhand 51 procent aandeel of zeggenschap willen, een salaris of vaste vergoeding vragen, exclusief goederen of diensten willen leveren of uitsluitend in rendement en of fiscaliteit geïnteresseerd blijken te zijn, meteen de deur te wijzen.

3. Incubators

Incubators zijn de kraamkamers voor nieuw ondernemerschap. Zij bieden de ondernemer een combinatie van zaaikapitaal, huisvesting, contacten en managementondersteuning. Niet alle incubators hebben eigen fondsen. Sommige zijn vaak weinig meer dan beheerders van verzamelgebouwen.

Incubators zijn handig voor de beginfase van een onderneming. Helaas zijn veel incubators door de verslechterde economische omstandigheden zelf in de problemen gekomen: initiatieven als Kickstart Ventures, Idealab, Doublespace Europe, Composite Valley Ypenburg (TCY), The @Centre (Maastricht Centre For Internet Excellence), Ipotentials en Webtower zijn gestopt, of hebben hun (Nederlandse) vestigingen gesloten.

4. Corporate Venturing

Een nieuw fenomeen is dat grote advieskantoren als McKinsey en KPMG incubator-faciliteiten aan bedrijven verstrekken. Met noemt dat corporate venturing. De activiteiten zijn niet geheel gespeend van eigenbelang. De advieskantoren hopen dat de starters uiteindelijk diensten bij ze zullen afnemen. Lang niet altijd wordt geld verstrekt; McKinsey biedt tegen betaling begeleiding in een bedrijvenkantoor in Amsterdam.

5. Participatiemaatschappijen

Participatiemaatschappijen zijn bedrijven die doorgaans meer geld hebben dan informal investors. Het is niet ongebruikelijk dat honderd miljoen gulden of meer in een onderneming wordt gestopt. Daar staat tegenover dat deze maatschappijen geld beheren van grote beleggers en geen risico's zullen nemen. Participatiemaatschappijen gaan niet zo snel met starters in zee. Minimaal wordt twee miljoen gulden geïnvesteerd. Sommige participatiemaatschappijen richten zich echter wel degelijk op early stage ontwikkelingen. Er zijn ook participatiemaatschappijen die zich op de regio concentreren. Er wordt op afstand gestuurd.

6. Venture Capitalists

Venture capitalists zijn in eerste instantie particuliere beleggers of investeerders, hoewel de term ook wel wordt gebruikt voor participatiemaatschappijen. VC's investeren doorgaans minimaal twee miljoen gulden in bedrijven die hun bestaansrecht al min of meer bewezen hebben. Voor intensieve begeleiding hebben deze investeerders doorgaans weinig tijd. De meeste VC's zijn rendementgericht, vandaar dat ze meestal een meerderheidsbelang in de onderneming nemen.

7. Beleggingsmaatschappijen

Beleggingsmaatschappijen of Private Equity Funds zijn fondsen met grote hoeveelheden particulier geld dat gebruikt wordt om aandelen in ondernemingen te kopen. Ze zitten enigszins in het vaarwater van VC's, maar doen grotere transacties. Ook hier worden over het algemeen maar weinig risico's genomen.

8. Beursgang

Wat twee jaar geleden nog de manier was om snel veel geld op te halen, lijkt tegenwoordig geen kansrijke optie meer. De effectenbeurs lijkt alleen nog geïnteresseerd in aandelenemissies van winstgevende bedrijven. Een beursgang heeft meestal tot doel om forse bedragen op te halen. Er zijn echter ook nadelen, zoals de afgelopen periode duidelijk is gebleken: beursgenoteerde ondernemingen lijken volledig overgeleverd aan de grillen van beleggers. Als die het bedrijf niet meer zien zitten, is de droom vaak snel voorbij.

9. Subsidies

Starters zijn niet geheel afhankelijk van leningen van particulieren of bedrijven. Zij kunnen ook nog een beroep doen op allerlei subsidieregelingen en kredietregelingen. Een daarvan is het technisch ontwikkelingskrediet (TOK) van het Ministerie voor Economische Zaken. De nadruk ligt daarbij vaak wel op nieuwe technische ontwikkelingen.

Woordenlijst
Bron: NeBIB, ABN Amro
Aanloopkosten ? Alle kosten die worden gemaakt tijdens de startperiode van een onderneming of van een project.

Achtergestelde lening ? Lening waarop in geval van faillissement of liquidatie pas terugbetaling plaatsvindt nadat alle crediteuren zijn betaald.

Activa ? De balansposten op de linkerzijde van de balans: de bezittingen en vorderingen van een onderneming.

Aflossingscapaciteit ? De hoeveelheid geld die uit de nettowinst (na afschrijvingen en belastingen) overblijft voor het aflossen van leningen.

Afschrijving ? De boekhoudkundige verwerking van de waardevermindering door slijtage, prijsdaling, veroudering of anderszins.

(Tante) Agaathlening ? Een hypothecaire lening, speciaal bestemd voor startende ondernemers en bedrijfsopvolgers. Tegenwoordig is de benaming: belegging in durfkapitaal.

Balans ? Het overzicht van bezittingen en vorderingen.

Bankgarantie ? Een door de bank gestelde garantie, meestal in opdracht van een cliënt of van een andere bank.

Bankkrediet ? Krediet dat, in welke vorm dan ook, door de bank wordt verstrekt, meestal tegen onderpand.

Borgstellingkrediet ? Een door de overheid gegarandeerd krediet voor de financiering van de bedrijfsuitrusting en/of het vergroten van het bedrijfskapitaal.

Break-evenpoint ? Punt waarop kosten en opbrengsten gelijk zijn; er wordt (nog) geen winst gemaakt, maar ook geen verlies geleden.

Brutowinst ? Omzet minus inkopen.

Business angel ? Zelfstandige financier.

Cashflow ? Het verschil tussen de brutowinst en de uitgaven c.q. kosten/lasten dat aangewend kan worden om lopende uitgaven te kunnen financieren.

Cashmanagement ? Het beheer van de geldstroom van de onderneming (ook wel de liquiditeitenstroom genoemd), met als doel kostenbesparing, risicobeperking en/of rendementsverbetering.

Commanditaire vennootschap ? Een onderneming van minstens twee personen van wie één de beherend vennoot is en de ander de commanditair vennoot.

Current ratio ? De verhouding vlottende activa en vlottende passiva.

Discounted cashflow ? Winstpotentie van een onderneming, berekend uit het verschil tussen de positieve en negatieve cashflow, afgezet in de tijd en gecorrigeerd voor rente en risico. Niet van toepassing bij starters.

Dividend ? Het deel van de winst dat aan de aandeelhouders van een onderneming wordt uitgekeerd.

Doorstart ? Term die vaak gebruikt wordt ter aanduiding van de eerste belangrijke groeifase na de start van een onderneming of voortzetting na een (bijna) faillissement.

Eigen vermogen ? Het saldo van bezittingen (activa) minus schulden (passiva) zoals die op de balans van een onderneming vermeld staan.

Exploitatiebegroting ? Een begroting van de kosten en opbrengsten van een bedrijfsactiviteit.

Exploitatieoverzicht ? Overzicht van de kosten en opbrengsten van een bepaalde bedrijfsactiviteit.

Faillissement ? Een door de rechter opgelegde beslaglegging op het vermogen en alle inkomsten van een debiteur die heeft opgehouden te betalen. Na liquidatie van het vermogen door de curator wordt de opbrengst onder de schuldeisers verdeeld.

Financieringsmix ? Het gebruikmaken van verschillende financieringsvormen die samen op passende wijze voorzien in de kredietbehoefte.

Financieringsplan ? Plan waarin aangegeven staat hoe de financiering van een onderneming of een project wordt ingevuld.

Financieringsstructuur ? De wijze waarop de verschillende vermogensonderdelen van de onderneming zijn gefinancierd.

Franchising ? Een overeenkomst waarbij een franchisegever aan een zelfstandig ondernemer (franchisenemer) tegen betaling het recht geeft om gebruik te maken van de merknaam, het merk of de productiemethode van die franchisegever.

Garantievermogen ? Het totaal aan vermogensbestanddelen (aandelenkapitaal, achtergestelde leningen, reserves enzovoort) van een onderneming, die crediteuren de garantie bieden voor schadeloosstelling bij een eventueel faillissement.

Goodwill ? Het vermogen van een onderneming tot het behalen van een extra omzet of winst, meestal op basis van een voorsprong in kennis, organisatie, reputatie of klantenbinding. Als voor de overname van een onderneming goodwill wordt betaald, wordt dit op de balans van de kopende partij zichtbaar gemaakt op de actiefzijde onder de post 'goodwill'.

Immateriële activa ? De niet-stoffelijke bezittingen van een onderneming, zoals goodwill, patenten en octrooien.

Insolventie ? De onmacht om schulden te betalen.

IPO ? Engelse aanduiding voor beursgang.

Jaarplan ? Plan waarin de ondernemingsdoelstellingen voor het komende (kalender) jaar zijn vastgelegd.

Jaarrekening ? De balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting die een onderneming na afloop van een boekjaar verplicht is op te maken.

Kengetal ? Verhoudingscijfer dat een verband tussen twee bedrijfseconomische grootheden aangeeft. Kengetallen geven zowel inzicht in de actuele situatie van de onderneming als in de ontwikkeling ervan. Belangrijke kengetallen zijn bijvoorbeeld solvabiliteit en rentabiliteit.

Kortlopend krediet ? Een krediet met een looptijd van maximaal twee jaar.

Krediet ? Lening die een kredietgever aan een kredietnemer ter beschikking stelt onder beding van terugbetaling en meestal tegen vergoeding van rente.

Langlopend krediet ? Een krediet met een looptijd van tien tot vijfentwintig jaar.

Liquidatie ? Het ontbinden van een onderneming door het verkopen van de bezittingen.

Liquide middelen ? Direct beschikbare geldmiddelen, contant in kas dan wel direct beschikbaar op een bank- of girorekening.

Liquiditeit ? De mate waarin een onderneming in staat is om aan de lopende financiële verplichtingen te voldoen.

Liquiditeitskrapte ? Tekort aan liquide middelen (betalingsruimte).

Marktwaarde ? De waarde van de door het bedrijf uitgegeven aandelen of een fictieve prijs die realistisch is als er sprake zou zijn van een beursgang.

Middellang krediet ? Krediet met een looptijd van één tot tien jaar.

Milestone ? Meetbare doelstellingen die binnen het ondernemingsplan gehaald moeten worden.

Nettowinst ? Brutowinst minus kosten.

Omloopsnelheid ? De snelheid waarmee de totale geldvoorraad in een bepaalde periode wordt uitgegeven. Op zijn Engels: burn rate.

Omzet ? Het totale bedrag van alle verkopen.

Ondernemingsplan (business plan) ? Plan waarin de gewenste ontwikkeling en doelstellingen van een onderneming voor een bepaalde periode zijn vastgelegd en onderbouwd.

Onderpand ? Alle vormen van zekerheid die een debiteur verschaft tot verhaal van alles wat een geldschieter op hem te vorderen heeft.

Ontbinding ? Tekortkoming in de nakoming van een verbintenis kan de wederpartij het recht geven de overeenkomst te ontbinden.

Orderportefeuille ? Het geheel aan lopende opdrachten.

Passiva ? De schulden van een onderneming. Deze staan vermeld op de creditzijde van de balans. De schulden worden onderscheiden in kortlopend en langlopend.

Rendabel ? Winstgevend.

Rentabiliteit ? De mate waarin winst wordt gemaakt met het geïnvesteerde kapitaal (opbrengsten minus kosten).

Resultatenrekening ? Winst- en verliesrekening: overzicht van de behaalde bedrijfsresultaten gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar).

Risicodragend vermogen ? Het eigen vermogen van een onderneming plus eventuele achtergestelde leningen.

Saldobeheer ? Het optimaliseren van de kaspositie van een onderneming, bijvoorbeeld door het compenseren van een debetstand op de ene rekening met een creditstand op de andere.

Solvabiliteit ? De verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen. De solvabiliteit geeft aan in hoeverre een onderneming in staat is vanuit het eigen vermogen eventuele financiële tegenvallers op te vangen.

Surseance van betaling ? Gerechtelijke opschorting van betalingen van schulden, geregeld in de faillissementswet.

Vaste activa ? Investeringen waarin geld langer dan een jaar wordt vastgelegd (machines, apparatuur, onroerend goed).

Vennootschap onder firma (vof) ? Samenwerkingsverband van twee of meer personen (firmanten). De firmanten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap.

Venture capital ? Durfkapitaal.

Vermogen ? Het totale bezit aan geld, goederen, rechten en vorderingen na aftrek van verplichtingen.

Vermogensverstrekkers ? Personen/instanties die vermogen verstrekken aan een onderneming, o.a. in de vorm van aandelenkapitaal (risicodragend vermogen) of krediet.

Vlottende activa ? Investeringen die binnen een jaar weer in geld worden omgezet (voorraden, debiteuren e.d.)

Vreemd vermogen ? Het totaal van de door een onderneming aangegane schulden.

Werkkapitaal ? Het bedrag dat overblijft na de vlottende activa van een onderneming (kas-, bank- en girosaldi) te hebben verminderd met de vlottende passiva (kortlopende schulden).

Winst- en verliesrekening ? De staat waarop de opbrengsten en kosten van een onderneming worden aangegeven met als resultaat een winst of een verlies (ook: resultatenrekening)

Zaaikapitaal (seed capital) ? Startersfinanciering.

Deel dit bericht

3 Reacties

nils de witte

Dit verhaal komt mij vagelijk bekend voor. Kan iemand mij vertellen wie het geschreven heeft? Er staat namelijk geen auteur bij.

Paul

Doet me denken aan Nebib.

nils de witte

Ja, vrijwel letterlijk overgenomen van beursplein3.nl en de Gids Startkapitaal. Zonder bronvermelding. Foei.

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond