Deel dit artikel
-

technologie

Als de introductie van internet één ding heeft aangetoond, dan is het wel dat bedrijven geen gemeenschappelijke taal hebben

Woordenlijst 1

Software- en telecomstandaarden

De mogelijk van internet om wereldwijd te communiceren heeft een nieuwe behoefte aan standaardisatie gecreëerd. Dat die behoefte bestaat werd natuurlijk al veel eerder ingezien; eind jaren zestig werd in de laboratoria van IBM de eerste GML (generalized markup language) ontwikkeld. De brede acceptatie van internet heeft van XML (eXtensible Markup Language) in al z'n verschijningsvormen een echte hype gemaakt. Niet omdat iedereen het zo graag wil gebruiken, maar omdat ze wel moeten. Daarnaast wordt de roep om breed gedragen beveiligingsstandaards steeds sterker, door zowel consumenten die zonder zorgen via internet willen kopen, als door bedrijven die veilig met elkaar willen communiceren.

Biztalk ? Door Microsoft in het leven geroepen en breed geaccepteerde verzameling gegevens-protocollen, gebaseerd op XML. Doelstelling: breder en consequent gebruik van XML.

Digitale handtekening ? Een digitale handtekening wordt gebruikt om berichten digitaal te verzegelen, zodat de ontvanger zeker weet dat er onderweg niets aan het bericht is veranderd. (Zie ook het hoofdstuk Regelgeving).

Digitaal certificaat ? Een online paspoort. Bevat ondermeer de publieke encryptie-sleutel van de eigenaar. Wordt meegestuurd met een digitale handtekening om te verifiëren dat de verzender is wie hij zegt te zijn.

DTD ? Document type definition. Lijst met definities van gebruikte codes (meta-tags) in een bijbehorend XML- of SGML-bestand.

ECML ? Electronic Commerce Modelling Language. Op XML gebaseerde verzameling van door online shops veelgebruikte gegevens. Wordt ondersteund door verschillende internet payment gateways, en ook de digitale portemonnee in de nieuwste Nokia 6310 is gebaseerd op ECML.

EDI ? Electronic Data Interchange. Een verzameling van gestandaardiseerde berichtformaten waarmee bedrijven gegevens zoals offertes en facturen kunnen uitwisselen zonder dat er mensen voor een 'vertaling' aan te pas hoeven te komen. Zie ook e-procurement.

IP ? Internet Protocol. Het netwerk-protocol waar alle internetcommunicatie over verloopt. Iedere computer krijgt een internetadres, en alle verstuurde gegevens worden opgedeeld in pakketjes en verstuurd (geadresseerd) naar het juiste IP-adres. De 32-bits structuur van de huidige IP-implementatie (die al uit de jaren tachtig dateert) betekent dat binnenkort de IP-adressen opraken. Daarom is men al begonnen met de implementatie van een nieuwe versie van IP.

IPv6 ? Het huidige IP kent enkele serieuze tekortkomingen die in de nieuwe versie 6 worden aangepakt. Versie 6 kent uitgebreidere mogelijkheden voor beveiliging, streaming media en als belangrijkste: méér IP-adressen, want die raakten langzamerhand op. Het 'next generation IP' wordt nu al langzaam ingevoerd.

Open Source ? Letterlijk: open broncode. Open source-software is gratis en wordt vaak door een groep enthousiaste vrijwilligers gewijzigd en onderhouden. De laatste jaren hebben ook enkele bedrijven hun software vrijgegeven, waaronder Netscape. Hét voorbeeld van open source-software is uiteraard het besturingssysteem Linux.

Passport ? Door Microsoft ontwikkelde standaard voor e-commerce-identificatie. Is standaard opgenomen in Windows XP, waardoor Microsoft zich de woede van veel bedrijven op de hals haalt. De schijn is dat het bedrijf van Bill Gates zich wederom een nieuwe markt wil toe-eigenen via de populariteit van Windows.

PKI ? Public Key Infrastructure. Formules en procedures voor het maken van een veilige verbinding. Maakt gebruik van lange priemgetallen (sleutels) waarvan er één openbaar is (de public key) en één geheim (de private key). Een Trusted Third Party deelt hiertoe digitale certificaten en sleutels uit waarmee personen en organisaties ook kunnen worden geauthentiseerd. Bekende encryptie-algorithmen zijn DES, TripleDES, RSA en Blowfish.

SET ? Secure Electronic Transaction. Door MasterCard en Visa ontwikkelde standaard voor veilige online creditcardbetalingen, waarbij de financiële transactie direct via de bank verloopt en niet meer via de handelaar. Hoewel enkele banken deze methode reeds aanbieden, wordt de acceptatie beïnvloed doordat extra software nodig is én doordat er gelijktijdig steeds andere en betere protocollen worden geïntroduceerd.

SGML ? Standard Generalized Mark-up Language. Met SGML kunnen gegevens op gestandaardiseerde wijze worden beschreven, geannoteerd en bewaard (zie ook DTD). SGML is een zogenaamde 'meta-taal', oftewel een taal om talen mee te maken. HTML, XML en WML zijn subsets van SGML.

SSL ? Secure Socket Layer. Momenteel nog het belangrijkste beveiligingsprotocol voor het uitwisselen van gevoelige gegevens tussen de webbrowser en een website. Ontwikkeld door Netscape. Het maakt gebruik van PKI om verbindingen te versleutelen. Zie ook TLS.

TLS ? Transport Layer Security. Nieuwe beveiligingsstandaard waarin SSL is opgenomen, alsmede enkele andere standaarden. Zal uiteindelijk de rol van SSL overnemen als de facto beveiligingsstandaard.

TTP ? Trusted Third Party. Een onafhankelijke partij die encryptie-sleutels en digitale certificaten levert voor het versleutelen van berichten en die personen en bedrijven kan authentiseren (dwz kan bevestigen dat ze zijn wie ze zeggen dat ze zijn).

VPN ? Virtual Private Network. Een beveiligde netwerkverbinding, een soort virtueel LAN, tussen twee of meer machines over een publiek netwerk zoals internet. Wordt vaak gebruikt voor telewerkers of als extranetverbindingen tussen bedrijven.

WAP ? Wireless Application Protocol. Verzamelnaam voor een aantal technieken waaronder WML en WTLS, die draadloos internet mogelijk maken. Momenteel wordt vooral nog GSM gebruikt voor de verbinding, wat lange verbindingstijd en trage verbindingen oplevert.

WML ? Wireless Markup Language. De HTML-variant voor mobiele toepassingen met kleine schermen, lage resolutie en beperkte geheugen.

XML ? eXtensible Markup Language. XML is een vereenvoudige subset van de metataal SGML. Zie ook Biztalk en DTD.

Woordenlijst 2

Software & mediatoepassingen

Veel impulsen voor e-business komen uit de technologische hoek. Nieuwe software is niet zelden aanleiding voor nieuwe businessmodellen. Het belangrijkste voorbeeld daarvan is de muziekuitwisselingsdienst Napster, dat de hele muziekindustrie zo'n beetje op zijn kop heeft gezet. Niet vanwege het concept ? muziek werd al veel langer illegaal uitgewisseld ? maar vanwege het gemak en de populariteit, waardoor de muziekindustrie in de portemonnee werd aangetast. Binnenkort komen de meeste distributiebedrijven met eigen (betaalde) downloaddiensten, waardoor het medialandschap voorgoed zal veranderen. Waarschijnlijk zullen we binnenkort voor video's dezelfde ontwikkeling doormaken.

DivX ? DivX was oorspronkelijk een DVD-verhuursysteem waarmee consumenten beperkte 'kijktijd' konden kopen. Dit systeem werd wegens slechte resultaten van de markt gehaald, maar de naam werd gebruikt voor de software waarmee kopieën van DVD's kunnen worden bekeken. DivX-films worden veelvuldig via peer-to-peer-programma's uitgewisseld.

e-Book ? Deze term wordt gebruikt voor zowel een tekst die elektronisch wordt verspreid, als voor de hardware waarmee elektronische teksten worden gelezen.

Gnutella ? Na Napster het bekendste peer-to-peer protocol. Het Gnutella-netwerk heeft geen centrale server en dat maakt het voor juristen een ongrijpbaar fenomeen. Bekende clients zijn iMesh en Bearshare. De nieuwste ? Nederlandse ? telg is Xolox (zie www.xolox.nl ).

Instant messaging ? Met een instant messaging programma kan een gebruiker zien welke collega's of vrienden online zijn en desgewenst direct een chatsessie starten. Mobiele Instant messaging wordt alom beschouwd als één van de mogelijke killer apps van mobiel internet. Bekendste maker is nog altijd ICQ ('I seek you') maar ook de Messenger van Microsoft wordt steeds populairder.

Intelligent agent ? Programma dat zelfstandig handelingen kan uitvoeren namens zijn 'eigenaar'. Deze handelingen lopen uiteen van het zoeken naar aanbiedingen tot het aandragen van documenten die mogelijk interessant kunnen zijn.

Kazaa/Fasttrack ? Peer-to-peer filesharing programma. Kazaa is een vinding van het Nederlandse bedrijfje Fasttrack, en heeft enkele grote voordelen ten opzichte van andere peer-to-peer-protocollen. Hoewel er geen centrale server is, worden gebruikers met veel bandbreedte automatisch zélf een server waardoor het netwerk veel sneller werkt dan Gnutella. Kazaa ziet zichzelf als juridisch ongrijpbaar omdat het na distributie van het programma geen rol meer speelt in de uitwisseling. De muziekindustrie denkt hier duidelijk anders over, getuige diverse processen die tegen het bedrijf aangespannen zijn. Of en hoelang en in welke vorm KaZaa kan blijven bestaan is op het moment van dit schrijven nog niet bekend. Kazaa kan overigens gebruikt worden voor allerlei bestandstypen waaronder software, muziek en video. De populariteit van het Kazaa-netwerk evenaart momenteel bijna dat van Napster op z'n hoogtijdagen.

MP3 ? MPEG 1.0 Audio Layer 3. In 1991 ontwikkelde technologie voor de compressie van audiobestanden met een factor 12. Door MP3 werd het haalbaar om via de beperkte bandbreedte van internet toch snel bestanden te kunnen uitwisselen, wat een internationale copyrightcrisis tot gevolg had. Zie ook peer-to-peer.

Mpeg, mpeg-4 ? Moving Pictures Experts Group. Synoniem voor de door deze groep ontwikkelde compressietechniek voor bewegende beelden. De nieuwste versie, MPEG-4, ondersteunt een breed scala aan video-resoluties en verzendsnelheden, en houdt daarnaast ook rekening met zaken als intellectueel eigendom en bescherming.

Napster ? Peer-to-peer programma voor het delen van MP3-bestanden. Napster werkt met een centrale server en is daardoor kwetsbaar voor juridische acties, zoals is gebleken. Het bedrijf is ondertussen overgenomen door mediagigant Bertelsmann, die het wil omvormen tot een abonnementgebaseerde dienst. Voorlopig is het echter akelig stil rondom Napster, en aangekondigde herlanceringen worden tot dusverre telkens uitgesteld.

Peer-to-peer ? Peer-to-peer, oftewel van gebruiker naar gebruiker. Peer-to-peer-netwerken worden veelvuldig gebruikt om op grote schaal bestanden uit te wisselen, tot grote onvrede van ondermeer muziekmaatschappijen en andere auteursrechthebbenden. Zie ook Napster, Kazaa, Gnutella. Gaat wellicht een nieuwe fase in nu Instant Messaging-programma's ook bestandsuitwisseling gaan aanbieden.

Streaming ? Methode om mediabestanden via internet uit te zenden. Kenmerkend is dat niet het volledige bestand eerst hoeft te worden gedownload om het te kunnen afspelen (zoals bij MP3) maar dat direct kan worden begonnen met afspelen.

Winamp ? Populair programma voor het afspelen van ondermeer MP3-muziekbestanden. Komt binnenkort uit in versie 3.

Woordenlijst 3

De laatste kilometer

Infrastructuur is big business, maar deze kapitaalintensieve industrie heeft als geen ander te lijden gehad onder de ICT-malaise. Zelfs onze 'nationale trots' KPN blijkt veel minder solide dan gedacht en UPC moest zijn netwerken verpanden om verder kapitaal los te krijgen. Toch nemen we aan dat breedband en draadloos de toekomst hebben, en voor bedrijven die zwaar hebben geïnvesteerd is er eigenlijk geen keuze meer: het is alles of niets. Er zijn echter verschillende manieren om de laatste meters naar de gebruiker te overbruggen, en het is onwaarschijnlijk dat iedereen z'n investering kan terugverdienen. Maar wie zal de uiteindelijke winnaar zijn?

ADSL ? Asymmetric Digital Subscriber Line. Techniek waarmee een gewone telefoonlijn kan worden gebruikt voor een snelle internetverbinding, ook terwijl de lijn gebruikt wordt voor spraaktelefonie.

Breedband ? Oorspronkelijk werd de term breedband alleen gebruikt voor T1-verbindingen (1,5 Mbps), maar tegenwoordig noemt men alles wat 'always on' en sneller is dan een 56k6 modem al breedband. Met het instorten van de internetmarkt, staan bedrijven die breedbandtoegang en -services leveren sterk onder druk. UPC moest zijn netwerk als onderpand gebruiken voor een lening en Bredband Benelux moest haar activiteiten staken. Volgens Pro Active is zo'n elf procent van de Nederlandse internetters aangesloten via een breedbandverbinding. Dat zou neerkomen op zo'n 450.000 breedbanders.

GPRS ? General Packet Radio Service. Een uitbreiding op het huidige GSM-netwerk dat het versturen van IP-pakketjes ondersteunt, waardoor een continue verbinding met internet mogelijk wordt. De datasnelheid kan theoretisch oplopen tot 115 kbit/s, maar de eerste praktijkervaringen op de netwerken van Telfort en KPN wijzen uit dat gemiddeld dertig kbit/s wordt gehaald.

i-mode ? Een door NTT Docomo ontwikkelde verzameling technieken waarmee al sinds 1999 'mobiel internet' in Japan mogelijk wordt gemaakt. De snelheid is in eerste instantie slechts 9,6 kbps, maar i-mode is wel 'packet switched' waardoor er een continue netwerk verbinding is. I-mode is in Japan een groot succes en dient als inspiratie voor Europese businessmodellen.

Kabel internet ? Snelle continue internetverbinding via de televisie(glasvezel)kabel, aangeboden door ondermeer Wanadoo (Casema), @home (Essent) en Chello (UPC). Over kabelinternet zijn de afgelopen jaren veel klachten geweest, maar de dienstverlening (snelheid, helpdeskcapaciteit) lijkt nu te verbeteren.

Wireless LAN ? Draadloos netwerk. Binnen een bepaalde straal van het basisstation (meestal tussen de nul en honderdmeter) heeft een computer met de benodigde hardware toegang tot het netwerk. De snelheid varieert tussen de 1 en 11 Mbps afhankelijk van de omstandigheden en afstand. Deze techniek wordt tegenwoordig vaak toegepast in bedrijven met veel laptops en flexibele werkplekken. Er zijn wel enige veiligheidskwesties met betrekking tot afluistergevoeligheid.

UMTS ? Universal Mobile Telecommunications System. Derde generatie mobiele telefonie, speciaal ontwikkeld voor snellere datacommunicatie (theoretisch tot 2 Mbps, maar in eerste tests komt Vodafone niet verder dan 64Kbps). Vorig jaar heeft de Nederlandse overheid voor vele miljarden guldens de benodigde frequenties geveild. In de overeenkomsten die bij de Nederlandse UMTS-veilingen zijn gesloten staat onder meer dat uiterlijk 1 januari 2003 de eerste UMTS-diensten moeten draaien. De meest rendabele gebieden (lees: de Randstad) zullen uiteraard eerst worden bediend. Pas vanaf 1 januari 2007 zullen alle steden met 25.000 of meer inwoners onder UMTS-dekking moeten vallen. In 2016 lopen de vergunningen af en kunnen ze opnieuw door de overheid worden geveild.

Woordenlijst 4

(Rand)apparaten eindgebruikers

De wereld lijkt zich op te maken voor de volgende stap in de menselijke evolutie: de connected homo sapiens. Door internet 'in de lucht' en steeds goedkopere geheugens en processorkracht, worden immer kleinere, slimmere en leukere 'devices' ontwikkeld. Als de populariteit van mobiele telefoons en SMS een voorbode mogen zijn, dan zullen deze apparaatjes minder het domein zijn van gadgetfreaks dan bijvoorbeeld PDA's. Ook al omdat ze zeer onopvallend kunnen zijn: met Bluetooth kan de zender zelfs in je schoen zitten. Er moet wel nog hard gewerkt worden aan batterijcapaciteit, want een streaming filmpje bekijken via mobiel internet op een handheld is er voorlopig niet bij.

Blackberry ? Kleine PDA met ingebouwde GPRS-internettoegang. Speciaal bedoeld voor e-mail. Was in Engeland al een reusachtig succes en wordt door Telfort in Nederland op de markt gebracht.

Bluetooth ? Draadloos communicatieprotocol voor mini-netwerken op korte afstanden (tot 10m). Snelheden reiken tot 784 kbps en met ingang van dit jaar vinden we Bluetooth in mobiele telefoons, PDA's en laptops. De technologie is ontwikkeld door Nokia, maar is met opzet 'open source' gemaakt en zeer goedkoop gehouden. Verwacht binnen enkele jaren Bluetooth in vrijwel elk apparaat. Zie ook IP-everywhere en ubiquitous computing.

EMS ? Uitbreiding op SMS-berichten, met enkele verbeteringen qua text-formatting. Kan gewoon met huidige netwerken worden gebruikt, en zit ook al in sommige nieuwe telefoons zoals de Siemens M45. Zie ook MMS.

EPOC ? Het door Psion ontwikkelde operating systeem voor mobiele devices wordt uitgebaat door Symbian, een consortium met onder meer Psion, Nokia en Ericsson. Het operatingsysteem zit in alle Psion handhelds, maar ook in de nieuwe Nokia 9210 en de Ericsson 380.

Gameconsole ? Spelcomputers die op de televisie kunnen worden aangesloten. De markt voor spelcomputers is, nu de markt voor PC's begint te verzadigen, het volgende grote strijdtoneel om de digitale consument. De bekendste fabrikanten zijn Sony en Nintendo, maar ook Microsoft strijd om een marktaandeel met zijn Xbox, die in maart 2002 op de Nederlandse markt zal worden uitgebracht.

IP-everywhere ? De reeds lang voorspelde trend om elk elektronisch of elektrisch apparaat een IP-adres te geven, zodat je via internet het licht kunt uitdoen of de kachel hoger kunt zetten, en de koelkast zelf boodschappen kan doen. Zie ubiquitous computing.

Microbrowser ? Een webbrowser die speciaal is ontwikkeld voor de kleine schermpjes op WAP-telefoons en PDA's. Kenden we op de PC al de strijd tussen Netscape en Microsoft, voor microbrowsers woedt een soortgelijke strijd. Openwave (voormalig phone.com) is de bekendste producent. Andere softwareontwikkelaars zijn: Klondike, Go.Web, Blazer, Neomar Microbrowser, KBrowser, WinWAP, etc. Nokia en Ericsson hebben hun eigen software. Standaardisatie is helaas ver te zoeken.

MMS ? Multimedia Messaging Services ? De opvolger van SMS, waarmee multimedia en interactieve berichten verstuurd kunnen worden.

NTT Docomo ? Japanse Telecomgigant. Gedeeltelijk eigenaar van KPN Mobile en exploitant van het immens succesvolle i-mode. Heeft in oktober dit jaar als eerste UMTS geïntroduceerd in enkele Japanse steden.

Palm ? Palm is nog altijd producent van de populairste PDA, door hun slimme combinatie van mooie hardware en gebruiksvriendelijke software. maar ook hier geldt de wet van de remmende voorsprong. Zowel Compaq als Microsoft hebben hun zinnen op deze markt gezet met hun iPaQ en PocketPC platform. Het palm-operating systeem wordt ook gebruikt door andere fabrikanten van handhelds, zoals Sony en Handspring.

PDA ? Personal digital assistant. Digitale agenda met steeds uitgebreidere mogelijkheden. Standaard zijn de to-do-lijstjes en mini-spreadsheets, maar je ziet steeds uitgebreidere mogelijkheden zoals webbrowsers, routeplanners, instant messengers, etc. Zie Palm, EPOC, Pocket PC.

Pocket PC ? Een speciaal door Microsoft voor de PDA-markt ontwikkelde combinatie van operating systeem en software, om direct de concurrentie met Palm aan te gaan. Gebaseerd op Windows CE en met enkele vereenvoudigde Office Applicaties.

Wearable technology ? Technologie zoals MP3-spelers en GPS die in kleding verwerkt is. Door de introductie van Bluetooth zal dit mogelijk een populair concept worden, omdat zaken als zenders en MP3-spelers zelf dan verborgen kunnen worden zodat bijvoorbeeld alleen een oordopje overblijft.

Windows CE ? De speciale mini-versie van het Windows Operating Systeem voor PDA's en embedded systemen.

Windows XP ? Nieuwste Windows-versie, waarin Microsoft definitief afstand neemt van de oude DOS-gebaseerde kern. Zowel de home als de professional edition van XP zijn gebaseerd op de kernel van het veel stabielere Windows 2000.

Transmeta ? Bedrijf dat hoofdzakelijk bekend staat als werkgever van Linus Thorvalds, de originele ontwikkelaar van het open source besturingssysteem Linux. Transmeta maakt zeer energiezuinige processoren, Crusoe genaamd, die met name in laptops worden toegepast.

Ubiquitous computing ? Concept dat refereert aan de trend om steeds meer apparaten 'onzichtbaar' voor de gebruiker te maken, dit veelal met behulp van internettechnologie. Uitgangspunt van ubiquitous computing is dat de gebruiker centraal staat in een computeromgeving, deze moet diensten aangeboden krijgen die voor hem of haar persoonlijk de moeite waard zijn en deze diensten moeten zonder veel moeite toegankelijk gemaakt kunnen worden.

Woordenlijst 5

Bedrijfssoftware

De meeste bedrijven begonnen hun internetavontuur met het plaatsen van wat bedrijfsinformatie op een statische website. Hoe de tijden kunnen veranderen. Want bij een beetje e-business kan je tegenwoordig via internet direct informatie opvragen over de status van een order of over de grootte van de voorraad. Bovendien moet een op internet geplaatste order via de telefoon, of elk ander kanaal, kunnen worden gewijzigd. Dat impliceert verregaande integratie van allerlei achterliggende systemen. De echte meerwaarde van e-business ligt meestal niet bij bestellen met de snelheid van het licht, maar bij de orderafhandeling met de snelheid van het licht. Efficiëntie is het devies.

ASP ? Application Service Provider. Een bedrijf dat softwareapplicaties beschikbaar stelt via internet. De applicatie draait dus op de server van de Service Provider en de klant gebruikt het via de browser. Deze hoeft dan niet meer telkens te investeren in nieuwe (en dure) software.

CRM ? Customer Relationship Management. Informatiesysteem dat wordt gebruikt om alle contacten met de klant te beheren. De doelstelling van een CRM-implementatie is over het algemeen de verschillende kanalen waarmee met de klant wordt gecommuniceerd te stroomlijnen, maar wordt regelmatig aangegrepen om alle achterliggende systemen en processen op de schop te gooien.

Datawarehousing ? Het opslaan van grote hoeveelheden historische gegevens omtrent zaken als productie en verkoop.

Datamining ? Het ontdekken van trends, gedragingen en voorspellingen betreffende klanten of groepen klanten. Datamining software zoekt in grote databases naar patronen die niet zonder meer voor de hand liggen.

ERP ? Enterprise Resource Planning. Geïntegreerd informatiesysteem ? doorgaans een standaardpakket ? waarop alle afdelingen in een bedrijf zijn aangesloten. Bekendste pakketen zijn SAP, Peoplesoft en Baan.

EAI ? Enterprise Application Integration. Het aan elkaar koppelen van de vele in organisaties aanwezige software door middel van Middleware. Door het internet front office te koppelen aan de back-end systemen voor bijvoorbeeld logistiek en e-procurement, en deze systemen ook aan elkaar, wordt grote efficiëntiewinst geboekt. EAI is min of meer een reactie op ERP, dat voorschrijft dat oude software en systemen juist vervangen moeten worden door één, allesomvattend pakket.

e-HRM ? Electronic Human Resource Management. Ondersteuning van de personeels- en human resource managementfuncties met internettechnologieën. Voorbeelden zijn online competentiemanagement, e-learning, self service.

e-Learnin ? Het volgen van onderwijs en cursussen met behulp van (maar niet uitsluitend via) internet of internettechnologie. Hierdoor kan onderwijs in sterkere mate op elke gewenst tijd of plaats worden gevolgd. Goeroe Peter Drucker vertelt ons dat de markt voor 'doorlopende professionele educatie' (bij ons bekend als 'een leven lang leren') de komende dertig jaar een miljardenmarkt, en één van de meest winstgevende branches zal zijn.

e-procurement ? Business-to-business inkoop via internet, bijvoorbeeld via al dan niet private veilingen of communities.

Middleware ? Software die fungeert als communicatielaag tussen verschillende platforms of applicaties. Vroeger werden koppelingen tussen programma's nog vaak zelf geprogrammeerd, tegenwoordig zijn allerlei pakketten beschikbaar die gebaseerd zijn op standaarden voor berichtenverkeer zoals XML. Zie ook EAI.

Payment Service Provider ? Bedrijf dat het online betaalproces faciliteert. Veel bedrijven willen niet zélf met allerlei banken en creditcardmaatschappijen praten, maar maken gebruik van de standaardoplossingen van bijvoorbeeld Bibit en Pay it Now.

Sourcing ? Zoeken en vinden van leveranciers. Zie ook e-procurement.

Deel dit bericht

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond