Onderwijs lonkt naar de YouTube-student

Amerikaanse universiteiten maken professionele webvideo’s van hun colleges en Google trekt wereldwijd volgers met zijn Tech Talks op YouTube. Ook het Nederlandse onderwijs ontdekt langzaam maar zeker het online leren op afstand.
Luiheid van de oprichters van Google ligt aan de basis van een goedbekeken YouTube-kanaal met lezingen en colleges. Tijdens hun studie, zo luidt het verhaal, gingen Larry Page en Sergey Brin liever niet naar colleges maar bekeken zij de opnames bij voorkeur achteraf. De Stanford-universiteit laat immers al jaren videocamera’s meedraaien tijdens college-uren.
Nu hun bedrijf 20.000 man personeel heeft, stellen Page en Brin hen óók in staat om on-demandvideo’s van ‘gastcolleges’ te bekijken. Google Tech Talks is het YouTube- kanaal waar opnames van toespraken van technische superexperts zijn te bekijken. Die mensen komen op uitnodiging van het bedrijf langs om hun kennis te delen. De populairste opnames worden tussen de 50.000 en 150.000 keer bekeken. Het gemiddelde ligt tussen de 1000 en 10.000 keer.
Google is niet uniek in zijn werkwijze. De vooraanstaande Amerikaanse technische universiteit MIT uit Boston begon vijf jaar geleden al met het project OpenCourse- Ware. MIT zet opnames en lesmateriaal van álle colleges op het web. Gratis. Het doel is de topkennis van het instituut met iedere belangstellende in de wereld te delen. Daar slaagt het aardig in.
Maandelijks bezoeken een miljoen internetgebruikers de cursussite van MIT om colleges van één van de 1800 opleidingen te volgen. In totaal, zo schat de universiteit, hebben 50 miljoen mensen trainingen op afstand gevolgd. Van hen komt 40 procent uit de VS, 20 procent uit Rusland, 20 procent uit China. Uit onderzoek blijkt dat de helft autodidact is, mensen die als particulier lessen consumeren. Eenderde van de gebruikers is al student en wil zijn kennis bijspijkeren en een kleine 20 procent is docent.
Tentamens
In Nederland is leren op afstand niet gebruikelijk. Een van de redenen daarvoor is dat de afstand tot een goede onderwijsinstelling nooit onoverkomelijk groot is. Toch is er ook hier in het hoger onderwijs een trend gaande die te vergelijken is met de openbare cursussites in de VS.
Sandra Passchier van Surfnet, de internetprovider en technisch-facilitair dienstverlener van het hoger onderwijs, deed onderzoek naar web lectures. Dat is leren op afstand bij hogescholen en universiteiten. "Meer specifiek heb ik gekeken naar welke rol Surfnet kan spelen met ‘rich media’. Het blijkt dat de markt de meeste instellingen al goed voorziet." Het heeft reeds technologie in huis om audio en video op te nemen en uit te zenden, inclusief presentaties en het digitale schoolbord.
"De universiteiten van Wageningen en Delft zijn al vrij ver. Zij hebben bijvoorbeeld camera’s die de sprekers volgen als ze zich verplaatsen. En als een student uit de zaal een vraag stelt, richt de audioinstallatie zich automatisch op hem. Of hier behoefte aan is? Studenten zeggen dat het hen echt helpt bij de voorbereiding van hun tentamens. Uit onderzoek blijkt dat de beschikbaarheid van video-opnames van colleges er niet voor zorgt dat de collegezalen leeglopen. Slechts 1 of 2 procent van de studenten komt niet."
SurfNet ziet vooral een rol voor zichzelf weggelegd in het openbreken van de gebruikte standaarden en bestandsformaten. "Die moeten open zijn, zodat mensen van buiten de instelling er ook naar kunnen kijken, zoiets als OpenCourseWare. Dat is een goed streven. Sommige instellingen vinden het handig, andere niet. Zij willen hun kennis het liefst binnen de eigen muren houden."
Visionair
Het startende Amsterdamse internetbedrijf Myngle wil de term leren op afstand ‘een heel andere betekenis’ geven. Klanten van Myngle gebruiken de site en Skype om een taal te leren van een professionele docent of een particulier die die taal vloeiend spreekt. Er komt geen klaslokaal aan te pas. Een Nederlander zou bijvoorbeeld Italiaans van een inwoner van Milaan kunnen leren. De docent ontvangt per les een vergoeding via Paypal.
Het bedrijf is al internationaal in de prijzen gevallen met dit idee. Oprichtster Marina Tognetti koestert grote verwachtingen. "De markt voor tweedetaalstudies is naar schatting 20 miljard dollar groot. Door globalisatie, immigratie en internationale uitzending van werknemers groeit deze markt snel. Wij denken dat uiteindelijk 15 procent van dat bedrag naar online opleidingen gaat, mede door de opkomst van breedbandinternet en VoIP."
De meeste opleiders verwachten dat studenten in 2013 voor minstens 50 procent online middelen gebruiken voor hun training. "We denken dat Myngle vooral aantrekkelijk is voor bedrijven die internationaal opereren, voor expats en internationaal leidinggevenden. Maar ook voor mkb’ers die veel internationaal handelen, maar niet de budgetten hebben voor dure offline opleidingsinstellingen", stelt Tognetti. "Sommige gevestigde partijen – bedrijven die wat meer visionair zijn – begrijpen dat voor de toekomst de verschuiving van offline naar online onvermijdelijk is. Het is dus niet de vraag óf maar wannéér."
Handwerk
Hoe geavanceerd bovenstaande ontwikkelingen ook klinken, de praktijk blijkt ouderwetser. In Nederland althans gaan opleidingsinstituten nog net zo te werk als decennia geleden. Ruben Timmerman lanceerde vorig jaar Eduhub. nl, een vergelijkingssite voor cursussen en trainingen. "Hoe digitaal deze markt is? Als ik kijk naar hoe we data aangeleverd krijgen, is die totaal niet digitaal. Bijna niemand levert data aan in xml. Het meeste is Excel- of handwerk."
Eduhub is de enige site in zijn soort in Nederland. De site bevat ruim 9000 opleidingen, waarvan ongeveer honderd die louter online worden gegeven, van een kleine zevenhonderd aanbieders. "De Nederlandse opleidingenmarkt is 30 miljard euro groot, waarvan 27 miljard euro naar het door de overheid gesubsidieerde onderwijs gaat. Ik richt me op het nietgesubsidieerde deel."
Er zijn amper partijen die op inhoud aan de stoelpoten van opleiders zagen, constateert Timmerman. "De grootste veranderingen zie ik vooral in de marketing van de opleidingen, hoewel men daar behoorlijk is vastgeroest in oude, vertrouwde patronen. Ze geven makkelijk geld uit aan radio, televisie en print. Men kijkt weliswaar steeds meer naar online, maar dat blijft nog altijd het wisselgeld als de campagnebudgetten worden verdeeld. Het meest besteedt men aan e-mailmarketing en AdWords-campagnes en, in het kielzog van de massamediale campagnes: banners."
Plaats een reactie
Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond