Deel dit artikel
-

Snel schalen vanuit Europa, hoe kan het beter?

Scale-ups zijn de nieuwe start-ups. Waar de aandacht lange tijd vooral is uitgegaan naar bijzonder jonge groeibedrijven, is er de laatste jaren steeds meer belangstelling voor bedrijven die al wat verder in hun ontwikkeling zijn. Met de voornaamste klacht dat er maar weinig Unicorns ontstaan op ons continent. Hoe ziet het Europese landschap eruit? Welke uitdagingen zijn er? En wat zijn de winnende strategieën?

De inkadering van wat een bedrijf nu een start- of scale-up maakt wisselt en kan nogal arbitrair zijn. Veelgenoemd is echter de aanwezigheid van een gevalideerd businessmodel en product of dienst, klaar om op te schalen. Dat hebben we verschillende bedrijven in extreme zien doen. Spotify en Adyen zijn voor de hand liggende namen, maar ook het Britse Telegram en Spaanse Glovo zijn voorbeelden. Zowel de commerciële aandacht als de aandacht van overheidswege voor dergelijke bedrijven groeit. Want, zo is de gedachte, de groeibedrijven van nu zijn de werkgevers van de (nabije) toekomst. En leveren een belangrijke bijdrage door innovatieve producten en diensten te introduceren om wereldwijde uitdagingen op te lossen.

Kijkend naar het Europese landschap, op basis van de European ScaleUp Monitor van het Erasmus Centre for Entrepreneurship, blijkt het Verenigd Koninkrijk het hoogste aantal scale-ups te huisvesten, gevolgd door Frankrijk, Duitsland, Zweden en Spanje. Dezelfde rangorde geldt overigens ook voor volwassen bedrijven, met uitzondering van Italië dat de vierde positie inneemt in plaats van Zweden.

Qua industrieën valt op dat onder zowel de scale-ups als de volwassen bedrijven de meeste bedrijven actief zijn in de industriële sector – bedrijven die industriële en commerciële producten en diensten leveren, zoals handel, distributieactiviteiten en transportdiensten. Ook SaaS, Productie en Mobile doen het goed. De huidige peiling kan echter een vertekend beeld geven voor de toekomst. De verticals Olie & Gas en Infra zijn bijvoorbeeld kolommen met vooral volwassen bedrijven. En daarmee niet vertegenwoordigd in de top 10 verticals van scale-ups. Maar die zullen de komende jaren flink moeten veranderen om aan internationale afspraken te voldoen. En zodoende innovatiepotentieel moeten aanboren. Plus: inzoomen op de relatief nieuwe, opkomende sectoren, laat momenteel een grotere vertegenwoordiging zien van scale-ups in AI & Machine Learning en Big Data. Waarvan verwacht wordt dat deze in korte tijd door kunnen groeien naar de volwassen categorie, zoals met SaaS en E-commerce ook het geval is geweest.

Waardering
Een belangrijke vraag is echter hoe zij die groei het beste kunnen bereiken. Met die vraag in gedachte bestudeerde McKinsey & Company kort geleden de top 1000 van de Europese start-ups en scale-ups. Om erachter te komen hoe ze zo succesvol hebben kunnen worden in de ‘gefragmenteerde waardepoel’ die ons continent is – vergeleken met bijvoorbeeld de Verenigde Staten. De antwoorden blijken in vier verschillende strategische ‘routes’ te liggen: netwerk, schaal, product of deep tech, elk met zijn eigen kenmerken met betrekking tot zaken als omzetgroei, en werknemers.

De analyse suggereert dat er vijf kritische factoren zijn. Voor netwerkspelers is het cruciaal om lokale markten één voor één te veroveren en niet in één klap wereldwijd te proberen te groeien. Schaalspelers moeten overindexeren bij het opbouwen van sterke commerciële capaciteiten. Zowel netwerk- als scalespelers profiteren van M&A. En productgerichte bedrijven moeten aanvankelijk een aantrekkelijk product en een beperkt gebruiksscenario als prioriteit stellen. Terwijl voor deep tech het aantrekken van het beste onderzoeks- en ontwikkelingstalent het belangrijkst is.

Unicorns
Hoe goed de top 1000 het ook doet, vergeleken met andere regio’s in de wereld zijn er maar weinig Europese bedrijven die de status van unicorn weten te bereiken: een start-up met een marktwaarde van minimaal een miljard dollar. Een struikelblok hiervoor is onder andere dat de markt waarin ze ontstaan gefragmenteerd is. Ter vergelijking: om een markt te bedienen met dezelfde grootte als de VS moeten bedrijven zich in zo’n 28 Europese landen begeven. En dat brengt een veelheid aan talen, lokale wet- en regelgeving en culturele verschillen met zich mee.

Een andere belangrijke pijler is funding. Er wordt met regelmaat gesproken over de mindere gretigheid die in Europa heerst ten opzichte van bijvoorbeeld de VS. Daar komt geld sneller en in grotere bedragen op tafel. Dat blijkt ook nodig, want om de unicornstatus te bereiken, hebben bedrijven gemiddeld honderd tot tweehonderd miljoen euro nodig, becijferde McKinsey. Waarbij zeventig tot tachtig procent van de bedrijven binnen tien jaar na oprichting de mijlpaal van een miljard euro bereikt. Echter: netwerk- en deep-techspelers hebben de neiging om vroeg de genoemde grens te overschrijden, terwijl aanzienlijke aantallen van de schaalgerichte bedrijven (24 procent) en productspelers (31 procent) meer dan tien jaar nodig hebben.

Ook de benodigde funding verschilt aanzienlijk tussen de verschillende genoemde soorten bedrijven. Netwerk- en deep-techspelers hebben het hoogste financieringsbedrag nodig, ongeveer tweehonderd miljoen euro, om een waardering te bereiken van vier tot zes keer het opgehaalde kapitaal. Schaal- en productspelers hadden minder financiering nodig – ongeveer tachtig miljoen euro voor schaalspelers en honderdzestig miljoen voor productspelers – om een waardering te bereiken van respectievelijk tien tot twaalf keer en vijf tot zeven keer het opgehaalde kapitaal.

Gendergat
Het zijn verschillen die ook terug te zien zijn in de inkomsten die bedrijven nodig hebben om uit te groeien tot unicorn. Schaalspelers behaalden ongeveer tweehonderd miljoen euro aan inkomsten, wat een inkomstenveelvoud betekent van vier tot zes keer hun financiering, gevolgd door netwerk- en productspelers, met ongeveer vijftig tot negentig miljoen euro aan inkomsten, bij veelvouden van tien tot twintig keer de financiering. Deep-techunicorns wijken met gemiddelde omzetniveaus van ongeveer acht miljoen euro het meest af, wat neerkomt op een omzetverveelvoudiging van honderd tot honderdvijftig keer, wat de enorme belofte van toekomstige inkomsten weerspiegelt die zijn opgenomen in deep-techwaarderingen.

Volgens de European ScaleUp Monitor vertegenwoordigt Venture Capital (VC) 35 procent van alle funding die in scale-ups is geïnvesteerd, gevolgd door angel investors/incubators (23,5 procent) en private equity (13,1 procent). VC heeft de neiging om meer te investeren in SaaS, Mobile, Life Sciences en FinTech scale-ups. Londen, Parijs en Dublin zijn daarbij de steden met de scale-ups met het hoogste totaal opgehaalde kapitaal.

Plus: waar scale-ups met minimaal één vrouwelijke co-founder gemiddeld minder kapitaal aantrekken, ontvangen scale-ups met een co-founder met een doctoraat gemiddeld meer investeringen.

Met geld alleen zijn de uitdagingen echter nog niet getrotseerd. Het aantrekken van voldoende talent is eveneens een veelgenoemde bottleneck. Met onder andere de vermoedelijke reden dat de start-upcultuur hier minder in trek is dan aan de overzijde van de grote oceaan. Werken bij een start-up lijkt nog steeds als risicovol en minder aantrekkelijk te worden gezien dan andere carrièremogelijkheden.

Meer aandacht voor het gat tussen mannen en vrouwen kan hier helpen, menen verschillende onderzoekers. Vrouwen maken ruim de helft (52 procent) van de totale Europese bevolking uit, maar slechts iets meer dan een derde van de zelfstandigen (34,4 procent) en 30 procent van alle startende ondernemers is vrouw. En dus wordt er belangrijk potentieel onbenut, stellen onderzoekers van de Erasmus Universiteit. Dit potentieel ontsluiten, zal volgens hen niet alleen een positieve economische impact hebben, maar ook een positieve sociale impact hebben door voor een eerlijkere verdeling van kansen en welvaart over de samenleving te zorgen. De oplossing hiervoor ligt deels in het sterker financieel steunen van vrouwelijk ondernemerschap. Iets waar verschillende fondsen al op inspringen. Positief is ook dat er in Nederland de afgelopen vijf jaar een toename is van 29 procent aan vrouwelijke ondernemers, met een aanwas van 42 procent voor vrouwen tot 35 jaar. Desondanks is het aantal scale-ups met minimaal één vrouwelijke ondernemer in ons land in die periode min of meer stabiel gebleven rond de twaalf procent.

Groeiprogramma’s
Ondanks de uitdagingen tonen de Erasmus-onderzoekers zich positief. Met name door de kansen die liggen in de steeds verder internationaliserende Europese markt. Amsterdam, Berlijn en Parijs zullen hun positie als start-up-superhubs van het vaste land van Europa behouden, menen zij. Met de kanttekening dat Europa een zeer divers continent blijft. Succes in de ene Europese markt vertaalt zich niet noodzakelijkerwijs naar succes in een andere. Daarom is het belangrijk om plaatselijke product-market fit, lokale nuances, culturele verschillen in manieren van werken, verkopen en het opbouwen van vertrouwen te doorgronden. Al deze elementen zullen cruciaal zijn bij het bepalen van de juiste markt, het juiste moment en de juiste manier om uit te breiden. Het opzetten van een goede proces- en beslisboom is de sleutel tot het succes van expansie.

Een meer onderling verbonden Europees scale-up-ecosysteem kan hierbij helpen. Terwijl landen als het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Zweden en Nederland economisch beleid hebben vastgesteld om hun opschalingsecosysteem te ondersteunen, blijft Europa als geheel achter en bereikt het daarom zijn potentieel niet, stellen de onderzoekers. Verdere coördinatie binnen het Europese ecosysteem is nodig om meer goede groeiprogramma’s te organiseren die middelen als talent, kapitaal en (internationale) markt toegankelijker maken voor Europese scale-ups.

* Dit artikel verscheen eerder in het oktobernummer van Emerce magazine (#185).

Deel dit bericht

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond