-

Is het Adaptability Quotient de nieuw(st)e maatstaf voor intelligentie?

Na IQ en EQ is er nu een nieuwe maatstaf voor intelligentie die snel aan populariteit wint: het Adaptability Quotient (AQ). Hierbij draait het niet om inzicht of emotie, maar om aanpassingsvermogen.

In de turbulente tijd waarin we (eigenlijk constant) leven is deze vaardigheid relevanter dan ooit. Maar is het slim om een hoog AQ ook meteen als de moderne maatstaf voor intelligentie te interpreteren?

Elke testmethode voor het meten van persoonseigenschappen, is verbonden met de tijd waarin die is ontwikkeld. Zo stamt de term Intelligence Quotient – beter bekend als IQ – uit 1912. In wetenschappelijke kring was het in eerste instantie een middel om de leeftijd van mensen in te schatten, maar toen de eerste wereldoorlog uitbrak omarmde het Amerikaanse leger het als een testmethode. Ook toen was efficiëntie belangrijk: de test hielp om recruiten een passende functie te geven.

Het Emotional Quotient (EQ), de maatstaf voor emotionele intelligentie, verscheen in 1964 voor het eerst op het wetenschappelijke toneel, maar kreeg als testmethode faam in de jaren ‘90. De opvatting dat dat gevoel en mentaal welzijn een directe correlatie hadden met intelligentie was kenmerkend voor die tijd. In de managementtheorieën van die tijd werden interpersoonlijke vaardigheden dan ook steeds belangrijker. Emotie was immers de sleutel tot succes. De hype rond de ‘people manager’ die eind jaren ’90 ontstond is hiervan een treffend voorbeeld.

Over het EQ of het IQ hoor je nu niemand meer op de werkvloer, want inmiddels is gebleken dat geen van beide quotiënten iets zeggen over de effectiviteit van mensen.
Is de Adaptability Quotient, een term uit een artikel van Stuart Park uit 2010, dan het antwoord? Het AQ lijkt in ieder geval opnieuw zeer goed aan te sluiten bij het huidige tijdsbeeld: aanpassingsvermogen is namelijk het meest prevalent in tijden waarin constante verandering een constante omstandigheid vormt. 

Aanpassen

De ene persoon kan beter omgaan met verandering dan de ander. Het sociale leven lijkt bijvoorbeeld duidelijk te laten zien wie er wel en wie er vooral niet over een hoog AQ beschikt. Aan de ene kant heb je de mensen die ‘het nieuwe normaal’ omarmen. Zij accepteren de omstandigheden, en richten zich op wat er nog wel mogelijk is in een quarantaine-situatie, of binnen een straal van 1,5 meter. De broodbakkers, en de anderhalve meter-sportgroepjes zijn hiervan een voorbeeld. Lijnrecht daartegenover staan de melancholici die wat meer moeite hebben hun draai te vinden. Denk aan de mensen die vooral heel veel ‘huidhonger’ ervaren, of de meest extreme categorie: types die zich zo diep ingraven in een filterbubbel van complottheorieën en ontkenning dat ze menen met tassen vol stenen naar afgelaste anti-corona demonstraties te moeten reizen.

Ook het professionele leven laat de verschillen in aanpassingsvermogen duidelijk zien. Van sporadisch thuiswerken en videobellen, is samenwerken via Zoom, Teams of Hangouts nu de defacto standaard. In sommige sectoren wordt deze stap ervaren als pure noodzaak, zoals in het onderwijs. In andere, meer gedigitaliseerde sectoren is videobellen, of werken op afstand al jaren normaal. Het enige nieuwe is dat de hoeveelheid is toegenomen. 

Agility: de nieuwe ‘people manager’

Het belang van aanpassingsvermogen is door de coronacrisis misschien duidelijker zichtbaar gemaakt dan ooit. Maar ook voor de crisis was al duidelijk dat organisaties een groeiende behoefte hadden aan manieren om sneller, beter en doeltreffender (kortom: agile-er) te kunnen innoveren. En die behoefte is alleen maar groter geworden. Of de bedreiging nou wordt veroorzaakt door Corona, door disruptieve concurrentie, of door het onvermogen om digitaal te transformeren: het aanpassingsvermogen van organisaties zal alleen maar onder meer druk komen te staan. De hoogste tijd voor organisaties om eens kritisch te reflecteren en zich afvragen: speel ik in de divisie van Flitsmeister, die in Corona-tijd binnen no-time hun app omtoverden naar een tweezijdige marktplaats voor pakketbezorgers? Of ben ik meer van de categorie TomTom, die op hetzelfde moment vooral steun zocht in de achteruitkijkspiegel, en een omzetterugloop tot in de rode cijfers wist te ‘relativeren’ met uiterst relevante opmerkingen over hoe goed het was gegaan aan het begin van het jaar.

AQ vs IQ vs EQ

Hoewel het soms zo lijkt is het AQ, net als het IQ en EQ, geen ultieme maatstaf voor intelligentie die alle andere meetinstrumenten overbodig maakt. Waar het bij IQ gaat over pure denkkracht, vertegenwoordigt het EQ meer het inlevingsvermogen. Het AQ vertegenwoordigt meer het vermogen om theoretische kennis naar praktische oplossingen te vertalen. Je zou het IQ kunnen zien als het vermogen om potentiële oplossingen te bedenken, het EQ als het vermogen die oplossingen op waarde te schatten, en het AQ als het vermogen de beste oplossing in praktijk te brengen. Het AQ laat dus zien hoe goed iemand in staat is te schakelen tussen denken en doen, waarbij aanpassingsvermogen en creativiteit centraal staan. Het AQ is daarmee dus geen vervanger voor IQ en EQ, maar meer een aanvulling op die twee. Het is echter wel een heel belangrijke aanvulling. In staat zijn je te kunnen schikken naar veranderende omstandigheden wordt namelijk alleen maar belangrijker, zowel voor werknemers als werkgevers. Natuurlijk zijn een hoog IQ en EQ ook belangrijk, maar de manier waarop deze vormen van intellect naar acties worden getransformeerd, is bepalend.

Benieuwd hoe het ervoor staat met je eigen AQ? Reflecteer dan op de volgende drie segmenten:

1. Cognitieve flexibiliteit 

Dit is het vermogen om tussen verschillende strategische denkwijzen of mentale kaders te kunnen wisselen, om daarmee sneller in te spelen op veranderende omstandigheden. Dit helpt bovendien om beter te kunnen functioneren in een organisatie, aangezien daar ook vaak een veelvoud aan denk- en werkwijzen gelden.

2. Emotionele flexibiliteit

Net zo belangrijk is het vermogen om je in te kunnen leven in anderen, en je aanpak of interacties daar op aan te passen. Dit is met name bij leiderschap cruciaal om op de juiste manier te handelen in lastige, veranderende situaties, zoals nu. Bijvoorbeeld door niet bang te zijn voor de emoties en het leed dat ermee gepaard gaat, maar daar open en empathisch mee om te gaan.

3. Optimistische flexibiliteit

De laatste in deze rij is het vermogen om optimistisch, maar tegelijk ook realistisch te blijven. Hierbij wordt niet geacteerd vanuit blind optimisme of pessimisme, maar vanuit een optimistische houding die geworteld is in de realiteit. Door lastige situaties te erkennen en er open over te communiceren, is het mogelijk om zonder oogkleppen aan een positieve toekomst te werken.

Belangrijke maatstaf

Naast constante verandering is er nog een ding zeker: het Adaptability Quotient is een zeer belangrijke maatstaf. Met name voor moderne, technologisch georiënteerde en door data geïnformeerde organisaties, want die bewegen zich in een markt waar verandering eerder regel is dan uitzondering. Aanpassingsvermogen is echter niet het enige dat telt: het is de missing link die goede ideeën op papier vertaalt naar innovatieve oplossingen. Zorg dus voor een goede balans tussen cognitief-, inlevings-, en aanpassingsvermogen, als je je wil garanderen van succes!

Over de auteur: Patrick Klink is managing director bij Onbrdng.

Deel dit bericht

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond