-

Wat is er nodig om de stedelijke energietransitie te versnellen?

Wat is er nodig om de stedelijke energietransitie in een versnelling te brengen? Meer landelijke sturing en richting grootschalige infrastructuurprojecten rond bijvoorbeeld warmte en elektriciteit waarbij subsidie en financiering op de juiste manier kunnen worden ingezet.

Veel steden hebben de afgelopen jaren zelfstandig doelen opgesteld om zichzelf te verduurzamen. Zo heeft Amsterdam in 2006 de ambitie gesteld om 40 procent emissies te reduceren in 2025 ten opzichte van 1990. Inmiddels blijken dit soort doelen voor veel steden niet haalbaar: Amsterdam stoot op dit moment bijvoorbeeld 11 procent méér uit, en dus worden doelen bijgesteld. Daarbij is het discutabel of het vanuit een Nederlands perspectief wel zo optimaal is als alle steden afzonderlijk doelen formuleren waar ze zelf weinig invloed op hebben, omdat energietransitiebeleid voornamelijk in Den Haag en Brussel wordt bepaald. Te ver voor de muziek uitlopen zou zelfs het draagvlak voor de gehele energietransmissie in gevaar kunnen brengen.

In Amsterdam, waar ik woon, zie je het lokale draagvlak afbrokkelen nu er veel windturbines in de gebouwde omgeving worden neergezet, met grote protesten tot gevolg. Dat kan ook anders. De Nederlandse overheid kan op zo’n moment ingrijpen en de windturbines op een optimalere plek neerzetten, zoals offshore, zodat we lokaal draagvlak houden voor de energietransitie. En Amsterdam zou moeten inzetten op lokale implementatie van landelijke doelstellingen waar ze invloed op hebben, zoals het helpen verduurzamen van de gebouwde omgeving.

Zo hebben steden een belangrijke taak als het gaat om het halen van de emissiereductie doelstellingen in de gebouwde omgeving, maar tegelijkertijd is juist die gebouwde omgeving een complexe sector waar het behalen van die doelstellingen het minst goed gaat. Zo zijn er grote uitdagingen rond de capaciteit en flexibiliteit van netwerken. Enerzijds als het gaat om het aanleggen van warmtenetwerken, maar ook wat het upgraden van bestaande elektriciteitsnetwerken betreft. Als we steeds meer elektrisch gaan rijden, bijvoorbeeld, moet het netwerk dat wel aankunnen als we om vijf uur allemaal onze auto weer willen opladen.

Grote infrastructuurprojecten

De gebouwde omgeving is een zorgenkind. In 2030 moeten we 750.000 huishoudens op warmte hebben zoals afgesproken in het klimaatakkoord. Met dit tempo gaan we dat bij lange na niet halen. Daar zijn meerdere redenen voor te noemen. Enerzijds speelt inderdaad de complexiteit van de sector, zoals het feit dat er individuele huiseigenaren moeten worden overtuigd om de transitie in te zetten, terwijl alternatieven voor hen nog steeds goedkoper zijn. Anderzijds zijn de warmtenetwerken nog steeds onrendabel en duur. Daar bovenop zien we dat de schaarste om het voor elkaar te krijgen almaar toeneemt. Je kunt het wel willen, maar je moet er ook de juiste mensen en materialen voor vinden en dat is een enorme uitdaging aan het worden. We hebben de energietransitie lokaal neergelegd, maar we komen steeds meer tot de conclusie dat dat niet hard genoeg gaat.

De vraag is wat er nodig is om die stedelijke energietransitie echt van de grond te krijgen, om grootschalige warmteprojecten te laten slagen, draagvlak te houden en de uitdagingen rondom netwerken het hoofd te bieden. Om te beginnen moet er een oplossing worden gevonden voor het feit dat veel energietransitie-investeringen nog steeds niet rendabel zijn, en dat ieder project nog steeds maatwerk is. We moedigen de overheid dan ook aan om na te denken over subsidies om die onrendabele top als standaardproject aan te gaan bieden. Het zou al een enorme stap zijn als we een manier vinden om alle bestaande subsidies en financieringen bij elkaar te brengen om daarmee (grootschalige) projecten te realiseren. Op dit moment is dat nog niet het geval, en moet een stad die een energietransitie wil financieren vaak uit een aantal verschillende potten financiering halen om zijn project waar te maken.

Daarnaast is het van groot belang dat we in gesprek gaan over het opschalen van projecten. We moeten toe naar grote infrastructuurprojecten rond bijvoorbeeld warmte en elektriciteit waarbij, zoals gezegd, subsidies en financiering op de juiste manier kunnen worden ingezet. Daar maken we ook grotere stappen mee, want al die lokale projecten zijn ontzettend leuk, maar het schiet niet op.

Steden implementeren landelijke targets

Een gevolg van de regionale energiestrategieën is dat iedere gemeente of regio nu op eigen houtje bezig is het wiel uit te vinden. Ook dat vertraagt. We moeten proberen om al die verschillende partijen van de overheid tot de steden weer op één lijn te krijgen. Het is nu vooral bottom-up geprobeerd, maar er is inmiddels behoefte aan top-down sturing rondom vragen zoals hoe je bepaalde instrumenten inzet en welke projecten wel en niet gewenst zijn. Dit betekent dat de landelijke overheid een grotere rol moet nemen dan de lokale overheid nu heeft. De overheid moet de lijnen uitzetten, waarna de steden daaraan invulling kunnen geven.

We zien deze landelijke sturing al wel meer ontstaan, bijvoorbeeld over welke grensoverschrijdende projecten er wel of niet moeten komen. Denk onder meer aan de waterstof-backbone waarvan de overheid heeft gezegd dat die er komt of de warmteleiding tussen Rotterdam en Den Haag. Dit soort besluitvorming zal geïntensifieerd moeten worden, met oog voor het nodige draagvlak. Dat draagvlak is hard nodig, want we zijn pas aan het begin. Het echt grote werk moet nog beginnen en zonder de burger gaan we die grootschalige transitie niet voor elkaar krijgen.

Steden hebben een grote rol in de energietransitie, maar moeten beter nadenken waar ze de meeste invloed hebben, bijvoorbeeld bij het instellen van milieuzones voor auto’s, wat echt een succesverhaal is gebleken, of het verduurzamen van bouwplaatsen. Als een stad bijvoorbeeld besluit een milieuzone in te stellen, heeft dat een effect door het hele land, want een bedrijf in Twente kan opeens zijn producten niet afleveren in Amsterdam, omdat hun truck niet de juiste milieukenmerken heeft.

Lokale implementatie

Steden moeten daarom goed nadenken over hun rol voor de komende jaren. Wat ons betreft is dat niet zo zeer om steeds ambitieuzere, algemene CO2-reductie doelstellingen te formuleren, maar eerder bij lokale implementatie zoals het vormgeven van de gebouwde omgeving als het gaat om bijvoorbeeld milieuzones en het aantal parkeerplekken. Hoe steden vandaag de dag worden gebouwd, heeft een grote invloed op hun toekomstige energievraag en heeft dus veel impact. De huidige nieuwbouwwijken worden bijvoorbeeld allemaal van het gas af gebouwd, de keuzes die er nu worden gebouwd hebben decennialang invloed.

Tot slot willen we benadrukken dat het er vooral om gaat dat steden ‘en-en’ doen. Inzetten op de mobiliteitstransitie, én de energietransitie, én de verouderde riolering aanpakken, én het tekort aan woningen oplossing. Het is niet altijd een benijdenswaardige positie die zo’n stad heeft, maar hun rol blijft cruciaal voor de transformatie van ons energiesysteem.

Over de auteurs: Neil Lomax is Partner corporate finance bij Deloitte en Oscar Kraan is Manager bij bij Monitor Deloitte.

Op de hoogte blijven van het laatste nieuws binnen je vakgebied? Volg Emerce dan ook op social: LinkedIn, Twitter en Facebook.

Deel dit bericht

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond