-

AI maakt de mens niet overbodig, maar juist menselijker

Steeds meer dingen die we als ‘menselijke’ kwaliteiten zagen kunnen kunstmatige intelligenties ook en zelfs beter. Wat gaat dit in de toekomst betekenen voor onszelf? Mijn overtuiging is dat het de mens niet overbodig maar juist menselijker kan maken.

In 2018 speelde AlphaGo, een AI van Google DeepMind die het bordspel Go speelt, tegen de Koreaanse topspeler Lee Sedol, die voor het spel had voorspeld dat hij makkelijk kon winnen van AlphaGo. De reden waarom Lee zo zelfverzekerd was heeft te maken met de hoeveelheid mogelijkheden die er bestaan in Go: meer dan de totale hoeveelheid atomen in het universum. Het spel vereist menselijke creativiteit, niet brute rekenkracht.

AlphaGo was getraind door middel van analyses van een gigantische hoeveelheid door mensen gespeelde Go-partijen,  plus een grote hoeveelheid spellen die het tegen zichzelf speelde.  Maar het programma kon meer dan simpelweg de juiste historische zetten herinneren in de strijd tegen zijn menselijke tegenstander. In de inmiddels befaamde ‘zet 37’ van het tweede spel maakte AlphaGo een ogenschijnlijk grote fout. Zelfs de commentator, zelf een top Go-speler, dacht dat dit het einde was voor de AI.

Sprakeloos

Maar gaandeweg werd duidelijk dat AlphaGo een totaal nieuwe vorm van spelen had ontdekt, die de menselijke creativiteit te boven ging. Lee was in shock: “Gisteren was ik verbaasd”, zei hij na de wedstrijd tegen een journalist, “maar vandaag ben ik sprakeloos”.

AlphaGo won uiteindelijk vier van de vijf wedstrijden en daarmee het kampioenschap. Maar Demis Hassabis en zijn team bij Google DeepMind waren nog niet klaar. De opvolger van AlphaGo, AlphaGo Zero, leerde het spel vanuit het niets door alleen tegen zichzelf te spelen en de duizenden spellen van mensen over de afgelopen eeuwen simpelweg te negeren. In slechts drie dagen was het programma beter geworden dan AlphaGo. Go, het spel waarvoor menselijke creativiteit het moest winnen van brute rekenkracht, was vanaf nu het domein van de machines.

De echte wereld

Na de hoogtijdagen van Google’s AlphaGo en IBM’s DeepBlue, kunstmatige intelligenties die grootmeesters in Go en schaken konden verslaan, werd het een tijdlang stil rondom AI. De consensus was dat het één ding is om te winnen in de sandbox omgeving van een spel met vaste regels, maar heel iets anders om beter te presteren dan mensen in de echte wereld, waar de regels een stuk minder eenduidig zijn dan in een potje schaak of Go.

Maar sinds ChatGPT recentelijk de Turing-test volbracht en nu intelligente gesprekken kan voeren over uiteenlopende onderwerpen, is er een nieuwe generatie van filosofen en economen opgestaan die zich buigt over de vraag wat de impact zal zijn als AI zich uiteindelijk ontwikkelt tot AGI: Artificial General Intelligence.

Problemen en zorgen

Deze gebeurtenis, al in de vorige eeuw voorspeld door Alan Turing zelf en vaak de singularity genoemd, zal snel leiden tot AI die de menselijke intelligentie ver voorbij streeft. Sommige potentiële problemen, zoals de alignment problem zijn fundamenteel: hoe kunnen we zeker weten dat de doelen van een superintelligente AI overeenkomen met de doelen van de mensheid? We weten immers al uit vele sprookjes dat het heel moeilijk, zo niet onmogelijk, is om instructies te geven aan almachtige, niet-menselijke entiteiten die op de lange termijn niet tegen ons gaan werken.

Anderen maken zich vooral zorgen over het misbruik door mensen van de kracht van AI. Zorgt generative AI straks bijvoorbeeld voor een stroom van desinformatie die de waarheid doet verdrinken? Zorgt AI in wapens straks voor nietsontziende moordrobots?

Zelfs als de technologie ons daadwerkelijk alleen maar zou helpen zijn economen bezorgd dat de introductie van AI zal leiden tot het einde van het economisch nut van mensen. Als een Artificial General Intelligence – met de nadruk op “general” – alles beter kan dan mensen, wat blijft er dan voor ons te doen?

Werkelijk problematisch?

Het is absoluut noodzakelijk dat we ons druk maken en veel tijd te investeren in het voorkomen van de existentiële problemen die kunnen worden geïntroduceerd door deze nieuwe technologie. Deze is immers vergelijkbaar met en misschien wel nog veel impactvoller dan voorgaande fundamentele technologische vernieuwingen, van de introductie van de landbouw tot het internet. Voor het eerst komt er een technologie aan die niet wedijvert met de dingen waar mensen niet zo goed in zijn – zoals zintuiglijke waarneming, spierkracht of het vermogen om te vliegen – maar juist datgene wat ons onze evolutionaire voorsprong heeft gegeven: intelligentie.

Maar is dat werkelijk zo problematisch? De komende evoluties van AI, of ze nu leiden tot AGI of tot simpelweg een grote hoeveelheid ‘smalle’ AI’s die afzonderlijke, specifieke taken op zich kunnen nemen, kunnen zorgen voor een gigantische verbetering in de kwaliteit van leven voor de hele wereld.

Nu al experimenteert de online school de Khan Academy met AI voor gepersonaliseerde bijles-bots die samenwerken met leerkrachten om iedereen persoonlijke uitleg te geven. In de toekomst heeft iedereen in de wereld beschikking tot de beste bijlesdocent in de wereld, en dat in de eigen taal. Nu al wordt AI gebruikt om behandelingen voor kanker vorm te geven op basis van de DNA van een individuele patiënt. In de toekomst wordt de allerbeste gezondheidszorg beschikbaar voor iedereen.

Dit is overigens niet alleen een resultaat van meer intelligentie: er wordt op drie fronten tegelijk gewerkt: biotech die interventie mogelijk maakt op basis van je DNA, AI die big data doorzoekt naar de beste resultaten voor specifieke ziektes en robotica die extreem gedetailleerde operaties met beperkte inbreng van menselijke specialisten mogelijk maakt.

Bovenop dit soort toepassingen voor universele behoeften als onderwijs en gezondheidszorg – en maak de lijst maar af met de beste advocaten, notarissen, automobilisten, beleidsonderzoekers, erc. – die voor een enorme democratisering van kennis gaan zorgen, kunnen we ook verwachten dat een aantal meta-problemen waarmee de mensheid nu worstelt, zoals klimaatverandering, baat gaan hebben bij eindeloos schaalbare intelligentie. Dat kan bijvoorbeeld door de introductie van groene technologieën, klimaatmodellering en landbouwtechnologie.

Wat er voor mensen overblijft

Maar dan de vraag wat er voor mensen nog overblijft om te doen als de machines alles voor ons oplossen. Worden we allemaal verwende nietsnutten, die ons universele basisinkomen uitgeven in de Metaverse? Of vervallen we in een diepe depressie omdat we niets meer kunnen bijdragen wat een computer niet beter kan? Om die vraag te beantwoorden moeten we kijken naar de andere kwaliteiten die ons menselijk maken en die een AI niet zomaar vervangt: ons empathisch vermogen, onze creativiteit, onze speelsheid en onze competitie- en innovatiedrang. Net zoals we AI als geniale sidekick kunnen inzetten om de wereld slimmer en efficiënter te maken, kunnen mensen de creatieve sidekick zijn van de slimme AI met onze unieke soft skills.

Die universele superslimme bijlesbot gaat veel meer impact hebben als hij in tandem werkt met een empathische en lieve juf of meester die kinderen helpt hun sociale vaardigheden te ontwikkelen. Die alwetende AI-dokter zal nog steeds geholpen zijn door een mens die aan het bed komt om een verkoelende hand op je voorhoofd te leggen. En de klimaatoplossingen die bedacht kunnen worden door middel van technologie hebben een tegenhanger nodig die moraliteit inbrengt in de discussie hoe we met de planeet om moeten gaan.

Misschien dat, als we minder bezig hoeven te zijn met brute intelligentie, AI er wel voor zorgt dat we juist onze menselijkheid in de toekomst verder kunnen ontwikkelen.

Over de auteur: David Vogel is Executive Experience Director bij code d’azur.

Deel dit bericht

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond