-

Na de schok: succesvol zijn in de (post-) COVID-19 wereld

COVID-19 houdt de hele wereld bezig en er is de afgelopen weken veel gepubliceerd over de pandemie. We worden allemaal overrompeld door de statistieken over het risico van besmetting, ziekenhuisopnames, Intensive Care opnames en sterftecijfers, maar ook door concepten als ‘afvlakken van de curve’, ‘groepsimmuniteit’ en ‘social distancing’ (de anderhalvemetersamenleving). Terwijl we proberen de gegevens te begrijpen, is één ding duidelijk: dit treft ons allemaal.

Veel klanten stellen zich serieuze, soms transformationele vragen. Hoe zullen de gezondheidscrisis en de reactie van onze overheid zich de komende maanden ontwikkelen? Kunnen we na een paar uitdagende maanden terugkeren naar ‘business as usual’? Of zullen we vanaf nu leven in een postpandemische wereld met fundamentele veranderingen op het gebied van gezondheid, werk, mobiliteit, veiligheid, voedsel en energie? Wat is de impact op mijn organisatie? Hoe kunnen we reageren, herstellen en uiteindelijk weer opbloeien? Dit is het moment om een plan te maken, niet alleen om te overleven, maar ook om succes te hebben in de wereld met/na COVID-19.

Er zijn al veel ideeën over hoe bedrijven moeten omgaan met de COVID-19-crisis. Dit artikel draagt op vier manieren bij aan dit debat. Ten eerste: we gaan uit van een reeks logische veronderstellingen en feiten over de dynamiek van het virus, waaruit lezers hun eigen conclusies kunnen trekken. Ten tweede: we proberen de logische samenhang tussen de dynamiek van het virus, de resulterende interventies vanuit de overheid en de impact op onze economie te verklaren. Ten derde: we focussen niet op crisisbeheersing op de korte termijn, maar op de mogelijkheden om de volgende maanden een duurzaam concurrentievoordeel te creëren. Ten slotte: hoewel veel van onze inzichten internationaal relevant zijn, gaan we specifiek in op de situatie in Nederland. 

Samenvatting: visie op de impact van COVID-19 in Nederland
  • Hoewel COVID-19 veel minder dodelijk is dan aanvankelijk werd aangenomen, moeten we nog steeds ingrijpen om de verspreiding van het virus in bedwang te houden totdat er een vaccin beschikbaar is over twaalf tot achttien maanden.
  • De acties in dit tijdsbestek van twaalf tot achttien maanden zullen een escalatieschema volgen, waarbij een doeltreffende afvlakking van de curve wordt afgewogen tegen economische en maatschappelijke ontwrichting.
  • We zijn goed op weg om de eerste schok te boven te komen en zullen in mei en juni geleidelijk terugkeren naar een normaal leven, maar tot de zomer van 2021 zal er geen structurele terugkeer zijn naar ‘business as usual’.
  • We zullen vanaf nu ook niet leven in een postpandemische wereld, dus zet niet alle langetermijninvesteringen van je bedrijf in op de ‘anderhalvemetereconomie’.
  • De komende maanden zullen we leven in een wereld die af en toe aanvoelt als normaal, maar ook korte periodes van verstoring kent als gevolg van ingrijpende maatregelen van social distancing.
  • Het belangrijkste doel voor bedrijven moet zijn om inzicht te krijgen in de impact van deze verstoringen op hun branche, zodat ze hierop robuust en adaptief kunnen inspelen.
  • Bedrijven die hierin slagen, zullen een aanzienlijk concurrentievoordeel behalen en een fundamenteel andere positie in het ecosysteem van hun industrie kunnen verwerven. 
  • Dit zal de komende achttien maanden voordelen opleveren, maar nog meer daarna, wanneer de wereld grotendeels terug zal keren naar de normale gang van zaken.
Inzicht in de COVID-19-pandemie

Wij zijn van mening dat elke discussie over economische scenario’s moet uitgaan van een gedegen inzicht in de dynamiek van het virus en de daaruit voortvloeiende acties van de overheid. De vier belangrijkste variabelen om de dynamiek en de impact van COVID-19 op het zorgstelsel te begrijpen zijn:

  • Besmettingsgraad – Dit geeft aan hoe snel het virus zich verspreidt. Als er niet wordt ingegrepen, hoeveel mensen zouden dan hoelang besmet zijn, en wat is dan de piek?
  • Impact op de gezondheid – Wat is de impact van de besmettingen op het zorgstelsel (ziekenhuis- en ic-opnames en sterfte) als we kijken naar het werkelijke aantal COVID-19-gevallen, en niet alleen naar de gevallen die zijn gerapporteerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt aan de hand van kenmerken zoals leeftijd en onderliggende aandoeningen.
  • Capaciteit – Dit is de mate waarin we de impact op het zorgsysteem kunnen opvangen (ziekenhuis- en ic-opnames). Hoe groot is de capaciteit van onze intensivecareafdelingen en hoeveel kunnen we opschalen? De focus ligt hierbij op het vermijden dat de kritische capaciteit, zoals de huidige ic-capaciteit, wordt overschreden.
  • Duur – Dit beschouwen we als de ‘eindstreep’: worden we gered door groepsimmuniteit, een vaccin, medicijnen die de ziekte genezen, of misschien een natuurlijke onderbreking, zoals de zomermaanden?

Er bestaat veel onzekerheid en verwarring over de juiste cijfers voor deze variabelen. Een typisch voorbeeld is het wereldwijde sterftecijfer van patiënten. In eerdere rapporten meldde de Wereldgezondheidsorganisatie een percentage van 3,4. Mediaberichten over de situatie in Italië gaven een nog hoger sterftecijfer aan: meer dan 5 procent. Deze cijfers worden over het algemeen berekend door het gemelde aantal sterfgevallen te delen door het gemelde aantal besmettingen. In werkelijkheid lijken deze cijfers aanzienlijk te hoog, vooral omdat er te weinig gevallen met milde symptomen zijn gemeld vanwege de beperkte testcapaciteit. Statistieken van landen waar intensiever wordt getest, zoals Duitsland en Zuid-Korea, geven aan dat we waarschijnlijk moeten uitgaan van een mortaliteit tussen de 0,3 en 0,7 procent. 

Dezelfde dynamiek is van toepassing op het aantal opnames in ziekenhuizen en op ic’s, dat in de eerste weken aanzienlijk werd overschat. We moeten begrijpen dat de hier vermelde cijfers gemiddelden zijn voor de hele bevolking. Het daadwerkelijke risico is veel hoger voor de oudere (60+) bevolking en mensen met onderliggende gezondheidsproblemen.

De dynamiek in Nederland

Met de volgende berekeningen proberen we niet honderd procent correcte of exacte cijfers te geven, maar een juiste indruk te krijgen, zodat we relevante conclusies kunnen trekken over de ontwikkeling in Nederland de komende twaalf tot achttien maanden.

Wat betreft de besmettingsgraad, of het ‘basisreproductiegetal’ (R0), hebben we de minste onzekerheid. Vanaf het begin is internationaal uitgegaan van een cijfer tussen de 2,2 tot 2,6 en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gaat momenteel uit van 2,3. Dit betekent dat, zonder interventies, elke besmette persoon gemiddeld 2,3 andere mensen besmet, met als gevolg een exponentiële groeicurve van het virus. Het RIVM veronderstelt ook een verdubbelingstijd van 5 à 7 dagen. Bij benadering betekent dit dat, als er niet wordt ingegrepen, het grootste deel van de Nederlandse bevolking binnen drie tot vier maanden zou worden besmet door het virus, met piekweken van meer dan 500.000 besmettingen. Deze veronderstelling komt overeen met modellen in andere landen, zoals het model van het invloedrijke Imperial College London voor het Verenigd Koninkrijk. 

Voor de impact op het zorgsysteem in Nederland gaan we voor elk (daadwerkelijk) COVID-19-geval uit van 0,5 procent sterfte en één procent ic-opname. Deze percentages zijn aanzienlijk lager dan veel eerdere schattingen. De reden is, zoals eerder vermeld, het beperkte aantal testen en de daaruit voortvloeiende onderrapportage. Door meer te testen komen we dichter bij de juiste cijfers. Als we de logica van afvlakking van de curve toepassen op de capaciteit, is ic-opname het belangrijkste getal. We nemen aan dat van elke honderd daadwerkelijke (niet alleen gemelde) COVID-19-gevallen één persoon op de ic terechtkomt.

Relevant is ook de tijd die patiënten op de intensive care doorbrengen. Als elk ic-bed slechts een week bezet is en we uitgaan van één procent ic-opnames, is één ic-bed voldoende voor honderd nieuwe besmettingsgevallen per week. Maar als de opname twee weken duurt, kunnen we slechts vijftig nieuwe patiënten per week aan. De veronderstelling van het RIVM over het gemiddelde verblijf op de ic is enkele weken geleden bijgesteld van tien dagen naar 23 dagen. In ons model zullen we uitgaan van veertien dagen, een cijfer dat meer in overeenstemming is met het internationale gemiddelde.

Capaciteit is de volgende variabele die we moeten overwegen. In Nederland hebben we doorgaans een capaciteit van circa 1150 ic-bedden. Tot voor kort waren er ongeveer 300 tot 400 bedden beschikbaar voor COVID-19-patiënten, maar we zijn nu opgeschaald naar ongeveer 2000 bedden. We moeten aannemen dat dit soort capaciteit alleen kan worden aangehouden tijdens specifieke piekweken, maar niet gedurende een langere periode vanwege de verstorende impact op de rest van de gezondheidszorg.

Als we uitgaan van 1000 ic-bedden voor COVID-19-patiënten en een ic-verblijf van twee weken voor 1 procent van de daadwerkelijke gevallen, dan kunnen we 50.000 nieuwe COVID-19-gevallen per week aan. Als de verblijfsduur langer is, is dit minder. En als we opschalen naar 2000 bedden, hebben we juist meer capaciteit. Laten we dus uitgaan van tussen de 50.000 en 100.000 nieuwe gevallen per week die we in piekweken aankunnen zonder de (reeds aanzienlijk opgeschaalde) ic-capaciteit te overbelasten. Als de gevallen zijn geconcentreerd in een specifiek geografisch gebied of een gebied met de meest kwetsbare leeftijdsgroepen, kan de impact groter zijn. We herhalen nog eens dat het niet de bedoeling is om 100 procent exact te zijn, maar om de meest relevante conclusies te kunnen trekken. 

De laatste variabele die voor Nederland van toepassing is, is de duur: een schatting van de tijd die nodig is om een eindpunt van de pandemie te bereiken. De ontwikkeling van een vaccin lijkt de snelste optie, en wetenschappers voorspellen dat dit twaalf tot achttien maanden kan duren. Groepsimmuniteit is een ander mogelijk eindpunt. Volgens de Nederlandse regering kan dit worden bereikt als ongeveer zestig procent van de bevolking besmet is door het virus.

Met deze logische feiten en dit model komen we tot twee eenvoudige maar belangrijke inzichten. Het eerste is dat zonder interventies om de verspreiding van het virus te beheersen zelfs onze aanzienlijk opgeschaalde ic-capaciteit met meer dan 500 procent zal worden overschreden. Het is dus geen optie om het virus volledig vrij spel te geven. De tweede conclusie is dat wachten op groepsimmuniteit twee tot vier jaar kan duren, met een constante maximale bezetting van de ic-capaciteit en een enorme belasting van ons zorgstelsel. 

Als we die twee inzichten combineren, is de reactie van onze regering begrijpelijk en voorspelbaar. We zullen het op de een of andere manier moeten volhouden tot we een vaccin hebben. Hopelijk is dit binnen twaalf tot achttien maanden klaar en beschikbaar. Ondertussen moeten we ingrijpen om de verspreiding van het virus tegen te gaan en de effectiviteit van de interventies afwegen tegen de economische en maatschappelijke kosten.

Interventies: een balans vinden om levens te redden

Als het doel is om de curve af te vlakken en ons gezondheidszorgsysteem niet te overbelasten, dan zijn er drie soorten interventies mogelijk:

  1. De verspreiding van het virus verminderen: besmette mensen opsporen en isoleren, social distancing afdwingen, scholen, restaurants en cafés sluiten en een volledige lockdown.
  2. De impact van besmettingen op het gezondheidssysteem verminderen: succesvolle therapieën toepassen, testen en ingrijpen in een vroeg stadium, manieren vinden om de duur van het verblijf op de ic te verminderen.
  3. Onze capaciteit verhogen om de impact op te vangen: ic- en andere ziekenhuiscapaciteit opschalen.

Het voorkomen van de verspreiding van het virus is het type interventie dat onze voorkeur moet hebben, omdat we hiermee het probleem aanpakken en niet alleen de symptomen. Dergelijke maatregelen richten zich vooral op beperking van de contactmomenten met hoog risico tussen de besmette en niet-besmette populatie. Het is duidelijk dat identificatie en isolatie van de besmette populatie veel doelmatiger en minder disruptief is dan het inperken van de bewegingsvrijheid van de veel grotere niet-besmette populatie.

Dit kan alleen effectief worden gedaan als we weten wie wel en niet besmet is en als we de besmette mensen en hun contacten snel opsporen en isoleren. Grootschalig testen is hierbij cruciaal, in combinatie met het verzamelen van goede ‘track-and-trace’-gegevens, het gebruik van algoritmen en snelle, effectieve quarantaineprotocollen. Als dit niet lukt, moeten we onze toevlucht nemen tot maatregelen die veel ontwrichtender zijn voor de niet-besmette mensen. In dat geval moet het duidelijk zijn dat maatregelen die de (risicovolle) contactmomenten maximaal beperken, het meest effectief zijn. Het ‘opsluiten’ van een hele bevolking om de bewegingen van minder dan 0,1 procent van de mensen (het aantal besmette mensen in een relatief vroeg stadium van de uitbraak) te verminderen, mag echter alleen als een uiterste redmiddel worden gezien wanneer de situatie niet meer onder controle is. 

We moeten ook beseffen dat alle maatregelen, inclusief de meest ontwrichtende (totale lockdown), weliswaar de piek van het virus zullen verminderen, maar het virus niet zullen uitroeien, vooral niet zolang de grenzen open blijven. 

De ontwikkeling van de situatie in Nederland met betrekking tot COVID-19: een prognose van achttien maanden 

De pogingen om de curve in Nederland af te vlakken lijken te werken en we winnen terrein om deze eerste COVID-19-golf de baas te worden. Sinds begin april nemen de ziekenhuisopnames en vervolgens ook de ic-opnames af. De verwachtingen zijn relatief positief voor de zomermaanden, in de wetenschap dat de verspreiding kan vertragen door het warmere weer, zoals ook eerder het geval was met verwante virussen. We verwachten dat de meeste beperkingen in mei en juni geleidelijk zullen worden opgeheven. Maar wanneer de pandemie afneemt, zullen de economische gevolgen en de onzekerheid blijven bestaan. Daarnaast moeten we ons voorbereiden op een mogelijke tweede golf van uitbraken in de komende herfst en winter. 

Gegevens verzamelen, wegen van kosten

Er zal veel onderzoek en discussie zijn om inzicht te krijgen in de (economische en maatschappelijke) kosten en de voordelen van verschillende interventies, en de juiste volgorde en combinatie van deze interventies. Hoeveel opnames en sterfgevallen in ziekenhuizen en op ic’s, per leeftijdsgroep, worden voorkomen door elke maatregel? En wat zijn de verschillende economische en maatschappelijke implicaties (indien meetbaar) van elke maatregel?

Het is belangrijk om de impact van interventiemaatregelen op specifieke subgroepen van de samenleving te beoordelen. Zo heeft het isolement van ouderen en kwetsbare mensen een relatief groot effect, maar we weten niet hoe het zit met kinderen, die minder gevoelig lijken te zijn voor besmetting en overdracht (hoewel dit nog moet worden bevestigd). Het is nog niet duidelijk wat de voordelen zijn van schoolsluitingen, maar uit eerste onderzoeken blijkt dat dit een van de maatregelen is met de slechtste kosten-batenverhouding, aangezien de economische disruptie groot is en de impact veel minder lijkt dan bij andere maatregelen voor social distancing. 

Zodra we meer gegevens hebben verzameld en gekoppeld en de economische/maatschappelijke kosten kunnen afwegen tegen de baten, kunnen we een feitelijke beoordeling maken of de extra impact van een meer ontwrichtende maatregel de kosten waard zijn. Dit kan ook leiden tot een complex maatschappelijk en ethisch debat over wat we bereid zijn te doen om COVID-19-sterfgevallen te voorkomen in vergelijking met andere sterfgevallen. Zijn de gemaakte economische en maatschappelijke kosten vergelijkbaar met die voor andere ziektes? In hoeverre wordt rekening gehouden met kosten per ‘quality-adjusted life year’ (extra levensjaar in goede gezondheid) voor elke ziekte? Feit is dat COVID-19 ‘concurreert’ met andere ziektes, en andere maatschappelijke prioriteiten, om onze aandacht. Hoe bepalen we een redelijke balans?

Escalerende interventies

Het is de voorspelling dat uit deze discussie een ‘escalatieschema’ van interventies volgt, waarbij de overheid zal proberen de meest disruptieve ingrepen te voorkomen. Bij deze interventies zal de doeltreffendheid om de verspreiding van het virus tegen te gaan worden afgewogen tegen de bijbehorende economische en maatschappelijke ontwrichting. We verwachten dat een minimale ontwrichting de voorkeur zal krijgen: in de vroege stadia van een uitbraak neemt de overheid de minst verstorende maatregelen, en escaleert de maatregelen indien nodig.

Zoals eerder vermeld, moet het duidelijk zijn dat de maatregelen met de beste kosten-batenverhouding zich richten op het opsporen en isoleren van de besmette populatie, niet op inperking van de bewegingsvrijheid van de veel grotere niet-besmette populatie. Daarom gaan we ervan uit dat de overheid aanzienlijk zal investeren in de testcapaciteit en betere technologische oplossingen voor tracking en tracing om besmette mensen en hun directe contacten snel te identificeren. 

Als het virus hiermee (regionaal) niet voldoende wordt beheerst, wordt er geëscaleerd naar meer ontwrichtende maatregelen, met in de eerste plaats meer social distancing, bijvoorbeeld het stimuleren van thuiswerken en de anderhalvemetersamenleving. Vervolgens zal de overheid waarschijnlijk overgaan tot het verbieden van grote evenementen met meer dan 100 personen, sluiting van cafés en restaurants, schoolsluitingen en uiteindelijk complete lockdown. Er zijn veel variaties mogelijk in dit escalatieschema, waaronder specifieke regionale maatregelen of maatregelen ter bescherming van risicogroepen. 

De focus zal liggen op het bedwingen van het virus zonder te hoeven escaleren naar de meest ontwrichtende interventies, maar we kunnen niet garanderen dat dit altijd lukt. Daarom zal er niet alleen worden geïnvesteerd in de beheersing van toekomstige uitbraken, maar ook in de voorbereiding om de niet-beheersbare uitbraken in te dammen. Het Nederlandse zorgsysteem zal zich voorbereiden door de capaciteit en middelen van ziekenhuizen en ic’s, met inbegrip van essentiële materialen, uit te breiden en veel aandacht besteden aan verbetering van het welzijn en de productiviteit van zorgverleners. We verwachten een aanzienlijke toename van investeringen in virtuele zorg en digitale zorgprocessen, om de last voor de hele zorgketen te verlichten. Dit kan ook helpen om de cumulatie van vertraagde medische, niet aan COVID-19 gerelateerde behandelingen aan te pakken, nu de middelen worden aangewend voor COVID-19-patiënten.

Bedrijvigheid in Nederland: potentiële scenario’s en implicaties

Het is aannemelijk dat Nederland het komend jaar waarschijnlijk niet zal terugkeren naar ‘business as usual’, althans niet structureel. Hopelijk zullen er na het indammen van de eerste piek een paar rustige maanden zijn door het betere weer van juni tot september. Maar als het coronavirus opnieuw toeslaat, krijgen we te maken met dezelfde exponentiële dynamiek en zullen we snel moeten ingrijpen. Het scenario zal ons nu allemaal bekend zijn: proberen de meest ontwrichtende maatregelen te vermijden door social distancing, thuiswerken, afgelasting van evenementen en eventueel de tijdelijke sluiting van cafés en restaurants.

Aan de andere kant zullen we waarschijnlijk niet te maken krijgen met een postpandemische wereld waar alles anders is. We hebben waarschijnlijk nog steeds kantoorgebouwen, winkels, reizen, live entertainment, restaurants en dergelijke nodig. De economie zal een ongekende schok ondervinden van de interventies van maart tot mei, maar ook van de uitzonderlijke overheidssteun in de maanden daarna. En we verwachten een versnelling en boost voor sommige al in gang gezette processen, zoals virtueel werken en digitale transformatie. 

Samen proberen we een sterke ontwrichting van de economie en het sociale leven in Nederland te voorkomen, of in ieder geval te minimaliseren. Meestal lukt dat, maar niet altijd. Het is zaak te anticiperen op een wereld met ‘disruptie-intervallen’: soms normaal, maar soms met intervallen van ernstige ontwrichting door duidelijke triggers en escalaties. Afhankelijk van de economische impact van de huidige en volgende maatregelen kunnen we te maken krijgen met een van de volgende macro-economische scenario’s. 

  • Positief scenario: We beleven een relatief kortstondige schok wat betreft vraag en toelevering. Na afloop zullen bedrijven en economie zich vanaf deze zomer geleidelijk herstellen en zullen toekomstige interventies slechts voor beperkte verstoring zorgen.
  • Negatief scenario: Een exponentiële daling van de vraag en onderbreking van de wereldhandel en toeleveringsketens, verhevigd door herhaalde lockdowns tot ver in 2021, zullen de wereldeconomie in een diepe en langdurige recessie doen belanden.
  • Basis scenario: In dit ‘middelste’ scenario zullen meerdere kleine schokken in de komende twaalf tot achttien maanden worden gevolgd door een gematigde recessie en een geleidelijk herstel van de groei. 

Elk van deze situaties kan een zware last zijn voor het bedrijfsleven. Bedrijven die succes willen hebben in een dergelijke wereld, moeten investeren om zo robuust en adaptief mogelijk te worden.

Succesvol zijn wanneer de schok van de pandemie afneemt

Gezien de waarschijnlijkheid van intervallen met ontwrichting, staan bedrijven de komende maanden voor een korte en cruciale periode waarin ze zich kunnen voorbereiden op de volgende twaalf maanden. Het is zaak voor bedrijfsleiders om te profiteren van de naar verwachting relatief normale periode in de zomer door hun bedrijven voor te bereiden op de COVID-19-intervallen in de herfst van 2020 en het voorjaar van 2021.

In de komende paar maanden, terwijl je bedrijf herstelt, moet je verder kijken en je voorbereiden op de toekomst. Belangrijke vragen die alle organisaties moeten beantwoorden, zijn: 

  • Hoe kun je beter voorbereid zijn op interventies met social distancing, die wereldwijd in verschillende perioden en met een verschillende impact van toepassing zullen zijn?
  • Hoe kun je de impact van de volgende COVID-19-intervallen verminderen en naadloos overstappen op nieuwe werkwijzen (zoals thuiswerken)?
  • Hoe grijp je kansen in deze dynamische omgeving?
  • Hoe kun je herstellen en succes hebben in het ‘nieuwe normaal’ en sterker uit de ontwrichtingen komen dan anderen?

De beste strategie voor succes omvat drie actiepunten: inzicht krijgen in de relatieve blootstelling aan interventies, de robuustheid versterken en de adaptiviteit vergroten.

  1. Relatieve blootstelling: Bepaal of je bedrijfstak harder dan gemiddeld wordt geraakt of er beter voorstaat dan andere. Identificeer eventuele gevolgen van de crisis die specifiek zijn voor je branche, inclusief gevolgen die je toeleveringsketen bedreigen. Identificeer vervolgens de kansen die zich tegelijkertijd voordoen.
  2. Robuustheid: Bepaal hoe goed je bedrijf is gepositioneerd om de komende schokken op te vangen, in vergelijking met je directe concurrentie. Zijn je financiële positie, infrastructuur, cultuur en leiderschap, klantloyaliteit en toeleveringsketen sterker? Met deze beoordeling moet je alle verbeterpunten vaststellen.
  3. Adaptiviteit: In een wereld met disruptie-intervallen moet je dynamisch kunnen inspelen op de schokken die komen, en naadloos kunnen overschakelen (bijvoorbeeld van fysiek naar digitaal) tijdens de onderbrekingen, en indien nodig je bedrijfsmodel aanpassen. Als je hiertoe in staat bent, heb je een grote stap voorwaarts gezet. En hoe meer je hierbij voorloopt op de concurrentie, hoe verder je komt.

Bedrijven die deze punten aanpakken, kunnen een strategie voor de komende zes maanden bedenken. En deze strategie wordt logisch ondersteund door de statistieken die nu worden verzameld. De pandemie heeft veel vragen opgeworpen en nog onvoldoende antwoorden opgeleverd, maar het is mogelijk om je voor te bereiden terwijl je aan het herstellen bent. Bedrijven die meer inzicht hebben in de impact van toekomstige ontwrichtingen en investeren om robuust en adaptief te zijn, zullen niet alleen overleven, maar ook succesvol kunnen zijn in een wereld met/na COVID-19. 

Over de auteurs: John Luijs is partner bij Monitor Deloitte, Lucien Engelen is fellow bij center for the edge van Deloitte en Laurens Petten is partner strategy bij Deloitte.

Deel dit bericht

1 Reactie

Jan Meeks - Meeks van Oijen

Een zeer interessante uiteenzetting.

Voorlopig zijn wij van dit virus nog niet af en we zullen moeten leren leven met dit virus tot er een vaccin is en misschien nog langer.
We spreken daarbij over de 1,5 meter samenleving. Ik geloof hier niet in.
Ik ben er van overtuigd dat dit niet een uitgangspunt is om een economie te kunnen laten draaien. Hier moeten we iets anders op zien te vinden. Voorlopig zal het nog even gehanteerd kunnen worden maar na 1 juni a.s. moeten we hier andere oplossingen voor hebben. Het moet mogelijk zijn om beschermende producten te creëren die het mogelijk maken om dichter bij elkaar te komen zonder angst dat je besmet wordt met het virus. Laat de uitvinders in Nederland in actie komen om tot een hanteerbaar product te komen zodat we korter bij elkaar kunnen komen dan deze 1,5 meter. Uitgangspunt moet naar mijn idee zijn dat we elkaar kunnen benaderen tot 25 a 50 centimeter zonder besmettingsgevaar. Dit is een opdracht voor het creatieve deel van het bedrijfsleven. Genoeg gekletst nu is het tijd voor actie!!

Jan Meeks

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet op de site getoond